ECLI:NL:GHAMS:2021:675

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
200.266.656/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een toezegging afgewezen; geen ondubbelzinnige toezegging gedaan door leidinggevende

In deze zaak hebben de appellanten, werknemers van Tata Steel, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De kantonrechter had hun vordering tot nakoming van een toezegging afgewezen, waarbij de werknemers meenden dat hen was beloofd dat hun functie in een hogere functiegroep zou worden ingedeeld. De zaak betreft de functie van Chef van de Wacht binnen Tata Steel, waarbij de appellanten in 2010 in functiegroep 16 waren ingedeeld. In juni 2015 heeft een leidinggevende, [A], hen de indruk gegeven dat zij in functiegroep 17 zouden worden ingedeeld, maar deze toezegging werd later niet waargemaakt. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de indeling in functiegroep 16, maar dit bezwaar werd afgewezen en de indeling werd onherroepelijk. In hoger beroep hebben de appellanten betoogd dat zij gerechtvaardigd vertrouwen hadden op de toezegging van [A]. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan, en dat de appellanten niet gerechtvaardigd konden vertrouwen op de uitlatingen van [A]. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.266.656/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7299170 \ CV EXPL 18-9173
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 maart 2021
inzake

1.[X] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

4. [appellant sub 4] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Wimmenhove te Utrecht,

5.[appellant sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Werdmüller Von Elgg te Utrecht,
appellanten,
tegen
TATA STEEL IJMUIDEN B.V.,
gevestigd te IJmuiden, gemeente Velsen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.F. Seunke te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 3] , [appellant sub 4] , [appellant sub 5] en Tata Steel genoemd. Appellanten worden gezamenlijk als [X] c.s. aangeduid.
[X] c.s. zijn bij dagvaarding van 22 juli 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de kantonrechter), van 24 april 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X] c.s. als eisers en Tata Steel als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 januari 2021 doen bepleiten, [X] c.s. door mr. Wimmenhove en Tata Steel door mr. Seunke, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [X] c.s. hebben nog een productie 12 in het geding willen brengen die het hof, mede gelet op het bezwaar hiertegen van de zijde van Tata Steel, heeft geweigerd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog het in eerste aanleg gevorderde zal toewijzen, met veroordeling van Tata Steel in de kosten van de procedure in beide instanties, inclusief nakosten.
Tata Steel heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - hoofdelijke veroordeling van [X] c.s. in de kosten van de procedure in hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.15 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[X] c.s. zijn allen in dienst van Tata Steel werkzaam in de functie van Chef van de Wacht Werkeenheid Ertsvoorbereiding (hierna: Chef van de Wacht EVB). Op de arbeidsovereenkomsten zijn de bepalingen van de cao Tata Steel (hierna: de cao) van toepassing.
2.2.
In 2010 is na overleg met de betrokken vakverenigingen het functiewaarderingssysteem ORBA ingevoerd, aan de hand waarvan alle functies waarop de cao van toepassing is, zijn gewaardeerd. Er zijn twee generieke eindfuncties Chef van de Wacht binnen Tata Steel vastgesteld, te weten Chef van de Wacht A met functiegroep 17 en Chef van de Wacht B met functiegroep 16. De functie Chef van de Wacht EVB is ingedeeld in functiegroep 16 (Chef van de Wacht B). Tegen de indeling in functiegroep 16 hebben [X] c.s. destijds geen bezwaar gemaakt.
2.3
Naar aanleiding van een organisatiewijziging is de functie van Chef van de Wacht
On Site Logisticsopnieuw gewaardeerd en als Chef van de Wacht A ingedeeld in functiegroep 17.
2.4
[A] (hierna: [A] ), destijds Director Manufacturing Iron & Steel, heeft in juni 2015 tegen [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] gezegd: “
Nu OSL gaat kan ik het niet meer uitleggen. Jullie gaan ook.”, althans woorden van gelijke strekking. Ook [B] (hierna: [B] ), Worksmanager, en [C] , Manager Operations, hebben zich in die periode tegen hen in vergelijkbare bewoordingen uitgelaten. [appellant sub 3] was hierbij niet betrokken omdat hij pas per 1 maart 2016 tot Chef van de Wacht EVB is benoemd.
2.5
[A] heeft enkele weken later bij [appellant sub 4] geïnformeerd of [appellant sub 4] al een mutatiebrief in verband met de indeling van de functie in functiegroep 17 had ontvangen.
2.6
[X] is door [A] en [B] gefeliciteerd met de promotie naar functiegroep 17.
2.7
In oktober 2015 heeft [A] aan [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] medegedeeld dat hij de eerder gewekte verwachting niet kon waarmaken en dat er een algemene, nieuwe functiewaardering van alle functies Chef van de Wacht en plaatsvervangende Chef van de Wacht zou komen.
2.8
Bij brief van 23 november 2015 hebben [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] op grond van de Bezwaar- en Beroepsprocedure ORBA bezwaar gemaakt tegen de indeling van hun functie. De brief vermeldt voor zover relevant:
“(…) In april van dit jaar is in een gesprek van de heer [A] en mevrouw [D] toegezegd dat wij binnen twee weken een terugkoppeling zouden krijgen over onze definitieve indeling.
In juni is er contact geweest met Mevrouw [D] en zei beloofde dat er uiterlijk
1 september uitsluitsel zou zijn.
Via de heren [A] , [B] en [C] ontvingen wij in juni de boodschap dat wij naar 17 zouden gaan.(het was rond)
De mutatie brief hebben wij echter nooit ontvangen.
Mevrouw [D] , kwam in de CvdW vergadering in september met een andere versie “haar was niets bekend over een indeling naar 17”
In oktober heeft de heer [A] samen met mevrouw [D] in het bijzijn van de heer [B] de toezegging van 17 teruggedraaid.
Tevens is toen medegedeeld dat de systeemhouder ORBA, de AWVn, de referentiefunctie van CvdW opnieuw aan het herschrijven is en dat de uitkomst hiervan half november wordt verwacht.
Wij hebben het gevoel dat we al feitelijk sinds 2010 aan het lijntje worden gehouden en ondanks alle toezeggingen wij nog steeds in loongroep 16 zitten (…).
Wij zijn bereid de herwaardering van de AWVn af te wachten (…).
Mocht de site brede herwaardering van de functie CvdW niet leiden tot het ons gewenste resultaat dan houden wij ons het recht voor alsnog het bezwaar inhoudelijk te onderbouwen en de interne en externe procedure te doorlopen. (…)”
2.9
In of omstreeks maart 2016 is de functie Chef van de Wacht binnen alle werkeenheden van Tata Steel, dus ook binnen EVB, op basis van het functiewaarderingsonderzoek van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (hierna: de AWVN) ingedeeld in functiegroep 16.
2.1
[X] c.s. hebben hiertegen tevergeefs bezwaar en beroep ingesteld. De indeling van hun functie in functiegroep 16 is met het doorlopen van de bezwaar- en beroepsprocedures op 21 april 2017 onherroepelijk geworden.
2.11
Voor zover de functie van Chef van de Wacht binnen andere werkeenheden van Tata Steel vóór 2016 in functiegroep 17 was ingedeeld, hebben de desbetreffende medewerkers na de herindeling van hun functie in functiegroep 16 hun hogere salaris behouden doordat zij sindsdien een ORBA-toeslag ontvangen ter compensatie van het salarisverschil.

3.Beoordeling

3.1
[X] c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd te verklaren voor recht dat Tata Steel gehouden is de gedane toezegging na te komen en Tata Steel te veroordelen tot betaling aan [X] c.s. met terugwerkende kracht tot 1 september 2015 van de ORBA-toeslag/het garantieloon op basis van loongroep 17, te vermeerderen met de wettelijke rente, een en ander met veroordeling van Tata Steel in de proceskosten. Tata Steel heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de vorderingen van [X] c.s. afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [X] c.s. met hun grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2
De grieven stellen de vraag aan de orde of [X] c.s. aan de uitlatingen van [A] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben ontleend dat de functie Chef van de Wacht EVB door Tata Steel in functiegroep 17 zou worden ingedeeld.
3.3
Ter toelichting op de grieven hebben [X] c.s. gesteld dat [A] met zijn hiervoor in 2.4 geciteerde opmerking een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan en bevoegd was om namens Tata Steel een dergelijke toezegging te doen. Van slechts een ‘enkele mededeling’ zoals de kantonrechter heeft overwogen in r.o. 5.4 van het bestreden vonnis is geen sprake geweest. [A] heeft immers op een later moment bij [appellant sub 4] nog geïnformeerd naar de mutatiebrief en [X] en [appellant sub 4] zijn gefeliciteerd met de promotie naar functiegroep 17 door [A] en [B] . [X] c.s. hadden geen enkele reden om te twijfelen aan de bedoeling en de toezegging van [A] . [D] (hierna: [D] ), destijds HR-manager bij Tata Steel, heeft in juni 2015 aan [X] c.s. laten weten dat over hun functie-indeling uiterlijk 1 september 2015 uitsluitsel zou worden gegeven. Zij hebben daaruit afgeleid dat hun functie uiterlijk per 1 september 2015 in functiegroep 17 zou worden ingedeeld. Indien dat gebeurd zou zijn, zouden [X] c.s. per die datum aanspraak hebben gehad op het bijbehorende, hogere salaris en na de functieherwaardering in 2016, waarbij hun functie weer in functiegroep 16 werd ingedeeld, op een ORBA-toeslag ter compensatie van het salarisverschil, aldus steeds [X] c.s.
3.4
Tata Steel heeft tot haar verweer, kort samengevat, allereerst aangevoerd dat [appellant sub 3] zich in het geheel niet kan beroepen op de uitlatingen van [A] omdat hij destijds nog geen Chef van de Wacht EVB was. Tata Steel heeft betwist dat [A] bevoegd was om de gestelde toezegging te doen. Van een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging waaraan Tata Steel gebonden zou zijn, is geen sprake geweest en [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben er in juni 2015 niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hun functie in functiegroep 17 zou worden ingedeeld, aldus Tata Steel.
3.5
De grieven falen. Hiertoe is het volgende redengevend. Tata Steel heeft terecht aangevoerd dat [appellant sub 3] destijds nog geen Chef van de Wacht EVB was en zich dus niet op de uitlating van [A] kan beroepen. Tata Steel heeft voorts onbetwist aangevoerd dat de afdeling advisering functiewaardering (hierna: FUWA) van Tata Steel altijd adviseert over een voorstel tot functiewaardering afkomstig van een manager, al dan niet na inschakeling van de AWVN als externe deskundige, en over een dergelijk voorstel altijd het laatste woord heeft. Alleen als het advies van FUWA positief is, volgt een administratief traject via HR en ontvangt de betrokken medewerker van HR uiteindelijk een mutatiebrief waarin de nieuwe functiegroepindeling, het bijbehorende nieuwe salaris, de ingangsdatum etc. worden bevestigd. Zo ver is het in het onderhavige geval niet gekomen.
3.6
[A] heeft met zijn opmerking in juni 2015 weliswaar de verwachting gewekt dat de functie van Chef van de Wacht EVB in functiegroep 17 zou worden ingedeeld, maar heeft daarbij niet gezegd dat dit in afwijking van de gebruikelijke functiewaarderingsprocedure zou gebeuren. [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben dan ook geen aanleiding gehad om te veronderstellen dat [A] alleen, dus zonder bemoeienis van de afdelingen FUWA en HR, bevoegd was om hun functie in functiegroep 17 te laten indelen en met zijn uitlating heeft bedoeld dat hij daarvoor kon en zou zorgdragen. Vast staat immers dat [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] in 2015 in grote lijnen op de hoogte waren van het bij Tata Steel geldende functiewaarderingssysteem en de onder 3.5 beschreven procedure, en dat zij daardoor in ieder geval wisten of hadden moeten weten dat voor wijziging van de indeling van hun functie meer nodig was dan een of meer - weinig concrete - uitlatingen van hun leidinggevende(n). Uit het feit dat zij hebben gewacht op de mutatiebrieven blijkt ook dat zij ermee bekend waren dat de FUWA- en HR-afdelingen bij de besluitvorming betrokken zijn en dus niet alleen [A] . De vraag van [A] of de mutatiebrief al was ontvangen en de felicitaties van [A] en [B] , acht het hof in het licht van voornoemde omstandigheden van te weinig gewicht om hieraan de conclusie te verbinden dat [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] gerechtvaardigd erop konden vertrouwen dat [A] FUWA al had geraadpleegd ten tijde van het doen van zijn uitlating, zoals [X] c.s. tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben bepleit.
3.7
Gezien het vorenstaande concludeert het hof dat [A] geen ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan waaraan [X] , [appellant sub 2] , [appellant sub 4] en [appellant sub 5] het gerechtvaardigd vertrouwen hebben ontleend en hebben mogen ontlenen dat de functie Chef van de Wacht EVB door Tata Steel in functiegroep 17 zou worden ingedeeld.
3.8
Partijen hebben geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot een ander oordeel dan hierboven gegeven. Aan hun bewijsaanbiedingen komt daarom geen betekenis toe voor de beslissing van de zaak, zodat die aanbiedingen, als niet ter zake dienend, worden gepasseerd.
3.9
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X] c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Tata Steel begroot op € 324,- aan verschotten en € 2.228,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, alles te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest respectievelijk het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, R.J.M. Smit en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.