Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1maakt [appellante] bezwaar tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Volgens [appellante] zijn deze feiten op punten onvolledig. Voor zover van belang zal het hof met een en ander hierna rekening houden. Over de juistheid van de door de kantonrechter (wel) vastgestelde feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. De feiten behelzen, waar nodig aangevuld met feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
Vanwege deze weinig coöperatieve houding, ben ik voornemens ook hiervoor een maatregel te nemen in de vorm van een loonsanctie. Deze loonsanctie wordt effectief nadat mevrouw [appellante] haar hiervoor genoemde medewerking aan toegang tot het netwerk heeft verleend.(…)”
3.Beoordeling
grief 2) en dat het loon over de gehele periode van de loonstop aan [appellante] dient te worden betaald (
grief 3). Deze grieven zullen achtereenvolgend worden behandeld.
Grief 2faalt.
Grief 3heeft evenmin succes.