ECLI:NL:GHAMS:2021:626

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
23-003448-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de straf in een zaak van kinderpornografie en noodzaak tot klinische behandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2019. De verdachte, geboren in 1981, was veroordeeld voor het gewoonte maken van het verspreiden, aanbieden, verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal had een geheel voorwaardelijke straf van 24 maanden gevorderd, maar het hof oordeelde dat een combinatie van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden noodzakelijk was, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. Het hof oordeelde dat de verdachte langdurig klinisch behandeld moest worden, gezien zijn pedofiele stoornis en verslavingsproblematiek. De verdachte had zich gedurende 21 maanden schuldig gemaakt aan het bezit en de verspreiding van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, waarvan het merendeel kinderen jonger dan 12 jaar betrof. Het hof legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling voor maximaal 12 maanden. Het hof benadrukte de noodzaak van behandeling en toezicht om recidive te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003448-19
datum uitspraak: 4 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 10 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-237869-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de daarbij gestelde bijzondere voorwaarden. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Aan het voorwaardelijke deel van gevangenisstraf heeft de rechtbank, een aantal bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder – kort gezegd – een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling voor zowel het delictgedrag als verslavingsproblematiek en een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het door de rechtbank in eerste aanleg bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 5 (vijf) jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 21 september 2020 (op het voorblad kennelijk ten onrechte aangeduid als 14 september 2020).
De raadsvrouw heeft het hof onder verwijzing naar voornoemd reclasseringsadvies primair verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies van 21 september 2020. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, gelet op het taakstrafverbod, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van maximaal één dag. De verdachte is bereid om naast een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, een taakstraf uit te voeren. De verdachte ziet de noodzaak in van de geadviseerde bijzondere voorwaarden en is gemotiveerd om hieraan mee te werken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou naast de voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de bijzondere voorwaarden geen redelijk doel meer dienen. Het feit is van langere tijd geleden, de verdachte heeft reeds grote gevolgen ondervonden van zijn handelen, hij is al een lange periode op vrijwillige basis in behandeling en is niet gerecidiveerd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 21 maanden schuldig gemaakt aan een gewoonte maken van het verspreiden, het aanbieden, het verwerven en het in het bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Het verspreiden en aanbieden van het materiaal hield in dat de verdachte kinderpornografische bestanden heeft verstuurd naar andere daarin geïnteresseerde personen. Ten tijde van zijn aanhouding had hij 6.167 foto’s en 438 video’s in zijn bezit. Het merendeel van het kinderpornografisch materiaal dat de verdachte in zijn bezit had, betrof kinderen jonger dan 12 jaar. Daarnaast bestond een aanzienlijk percentage van het materiaal uit vergaande seksuele handelingen, waaronder penetratie.
Bij de vervaardiging van kinderpornografisch materiaal worden (jonge tot zeer jonge) kinderen seksueel misbruikt. Het kan als algemeen bekend worden beschouwd dat kinderen daarvan grote psychische (en lichamelijke) schade kunnen ondervinden. Dergelijk misbruik laat in de meeste gevallen ook vele jaren later nog diepe sporen na. Door zich schuldig te maken aan het voornoemde strafbare feit heeft de verdachte de industrie die deze kinderen misbruikt in stand gehouden. Het hof acht dit zeer kwalijk.
Het hof heeft voorts acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren. Het hof neemt deze straf als vertrekpunt. Het hof ziet echter aanleiding om hiervan in het voordeel van de verdachte aanzienlijk af te wijken, om het gevaar op herhaling zoveel mogelijk in te perken. Daarbij is gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor [plaats 1] van 21 september 2020 en de op terechtzitting gegeven toelichting op het reclasseringsadvies door reclasseringswerker [naam 1] en toezichthouder [naam 2].
De reclassering heeft bij de verdachte problemen op verschillende leefgebieden geconstateerd. De verdachte heeft geen vaste huisvesting, beschikt momenteel niet over een dagbesteding en heeft een verslavingsverleden met betrekking tot drugs en alcohol. De verdachte is reeds langdurig vanuit een vrijwillig kader ambulant in behandeling bij De Waag. De verdachte is bij De Waag gediagnosticeerd met een pedofiele stoornis, ADHD, een depressieve stoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Deze ambulante behandeling is blijkens de behandelaar tot op heden onvoldoende gebleken om recidive van het onderhavige feit te voorkomen. De verdachte geeft volgens zijn behandelaar te weinig openheid van zaken en wijt zijn gedrag aan het gebruik van alcohol en drugs.
Het is de reclassering onvoldoende duidelijk in welke mate de seksuele voorkeur van de verdachte verband houdt met het strafbare feit, nu de verdachte pedoseksuele gevoelens heeft ontkend bij de reclassering, maar bij De Waag een pedofiele stoornis is vastgesteld. Voorts is onduidelijk wat de relatie is tussen het middelengebruik en het strafbare feit.
De reclassering is van mening dat een klinische forensische behandeling noodzakelijk is voor uitdieping van de diagnostisering en behandeling. De verdachte is niet eerder intensief klinisch behandeld voor zijn achterliggende problematiek, enkel voor zijn verslavingsgedrag. De reclassering acht gelet op de aard van de problematiek, de ernst van het strafbare feit, de vermijdende houding van de verdachte en de moeite die hij heeft om over zijn gevoelens en gedachten te spreken een plaatsing in een klinische forensische setting met specifieke expertise op het gebied van zedenproblematiek noodzakelijk. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
De reclassering adviseert, samengevat, de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal 12 maanden;
  • een ambulante behandeling bij een Forensische Polikliniek;
  • plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan controle op het gebruik van alcohol/drugs;
  • vermijden van kinderporno en controle van digitale gegevensdragers;
  • een verbod op het verrichten van werkzaamheden waarbij de verdachte in contact kan komen met kinderen jonger dan 16 jaar;
  • toestemming verlenen voor referentenoverleg tussen professionele partijen.
Het hof acht het gelet op voorgaande het noodzakelijk dat de verdachte langdurig zal worden behandeld in een klinische forensische setting en acht daarnaast de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden passend en geboden ter beperking van het recidivegevaar. Het hof zal aan deze voorwaarden een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf verbinden ter bevordering van de naleving van deze voorwaarden door de verdachte, met een proeftijd van drie jaren. Het hof is van oordeel dat, anders dan de door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, geen langere proeftijd dan een proeftijd voor de duur van drie jaren kan worden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel. Ondanks het hoge recidiverisico op het bezit en het verspreiden van kinderpornografisch materiaal, kunnen uit het dossier geen gedragingen van de verdachte worden afgeleid die onmiskenbaar zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarom kan er niet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:894).
Het hof onderkent dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden een ingrijpende invloed zullen hebben op het leven van de verdachte, in het bijzonder de klinische opname gedurende maximaal twaalf maanden. Het hof ziet hierin aanleiding om de duur van het onvoorwaardelijk strafdeel aanzienlijk te beperken. Het hof is echter van oordeel dat vanwege de ernst van het feit niet kan worden volstaan met de enkele oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf acht het hof mede gelet op het bepaalde in artikel 22b, lid 1, onder b van het Wetboek van Strafrecht, niet passend, gelet op de aard en ernst van het feit, zodat een combinatie van een taakstraf en een kortdurende onvoorwaardelijke gevangenisstraf evenmin in de rede ligt, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit. Door plaatsing op een aparte afdeling binnen de gevangenis kan voorts genoegzaam rekening worden gehouden met de bij de verdachte bestaande psychische problematiek.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich direct na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering GGZ Reclassering Fivoor op het adres: [adres 2] of een soortgelijke instelling. De verdachte moet zich gedurende de volledige proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht. Indien de verdachte is opgenomen in een kliniek wordt de verdachte in het kader van reclasseringstoezicht geacht mee te werken aan bezoeken door de reclassering aldaar;
- de verdachte zich laat opnemen, diagnosticeren en behandelen in een intramurale inrichting of forensische instelling, zoals de Forensisch Psychiatrische Kliniek te [plaats 2], voor de duur van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de instelling in overleg met de reclassering wenselijk acht;
- de verdachte zich (aansluitend op de klinische opname) gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling stelt van centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen zorgverlener of Forensische Polikliniek, en zich aan de aanwijzingen houdt die hem in het kader van die behandeling door of namens zijn behandelaren worden gegeven;
- de verdachte gedurende de proeftijd mee zal werken aan een plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en in deze instelling zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- de verdachte gedurende de proeftijd mee zal werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, zo vaak de reclassering dit nodig acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle;
- de verdachte zich onthoudt van het seksueel getint communiceren met minderjarigen en gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd;
- de verdachte dient ten behoeve van de controle op de naleving van deze verplichting zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers, zoals in de opdracht aan de reclassering nader omschreven. De medewerking van de verdachte daaraan dient uit het volgende te bestaan:
* de verdachte moet tijdens deze controle op verzoek van de toezichthouder van de reclassering, dan wel de functionaris die door de toezichthouder met controle is belast tijdens een verblijf van de verdachte in een instelling, en de eventueel door hen uitgenodigde functionaris ten behoeve van technische ondersteuning, al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen;
* de verdachte moet de toezichthouder van de reclassering, dan wel de functionaris die door de toezichthouder met controle is belast tijdens een verblijf van de verdachte in een instelling, en de eventueel door hen aangewezen functionaris ten behoeve van technische ondersteuning, daarbij de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
- de verdachte verricht gedurende de proeftijd geen werkzaamheden waarbij hij in contact kan komen met kinderen jonger dan 16 jaar;
- de verdachte geeft toestemming aan de betrokken professionele partijen om met elkaar te overleggen, om adequaat toezicht te kunnen houden en de behandeling te kunnen uitvoeren.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, met inachtneming van het navolgende.
Het toezicht op de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onthoudt van het seksueel getint communiceren met minderjarigen en van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, kan slechts onder de volgende voorwaarden worden uitgevoerd:
*de toezichthouder van de reclassering, dan wel de functionaris die door de toezichthouder met controle is belast tijdens een verblijf van de verdachte in een instelling, en de eventueel de door hen uitgenodigde functionaris ten behoeve van technische ondersteuning, kan maximaal vier maal per jaar in het kader van die controle de toegang verkrijgen tot de woning van de verdachte dan wel de kamer in de instelling waar hij verblijft;
* het onderzoek aan de gegevensdragers van de verdachte dient uitsluitend door hetzij de toezichthouder van de reclassering, hetzij de functionaris die door de toezichthouder met controle is belast tijdens een verblijf van de verdachte in een instelling worden te verricht, dan wel door een door de toezichthouder dan wel de functionaris uit de instelling aan te wijzen functionaris met technische kennis;
* het onderzoek aan de digitale gegevensdragers en het daartoe verlenen van toegang tot de woning/ de kamer in de instelling waar de verdachte verblijft en de gegevensdragers dient beperkt te blijven tot het toezicht op de naleving van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich onthoudt van het seksueel getint communiceren met minderjarigen en van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd en mag er niet toe strekken of toe leiden een min of meer compleet beeld te krijgen van verdachtes persoonlijke leven;
* bij de uitvoering van het onderzoek kan gebruik worden gemaakt van een computerprogramma dan wel een ander technisch hulpmiddel dat is gericht op de onderkenning van seksueel getint of kinderpornografisch materiaal.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. S.M.M. Bordenga en mr. H. Sytema, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Jole, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2021.
Mr. S.M.M. Bordenga en mr. H. Sytema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.