Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
TRICKSTER V.O.F.,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
5. De beslissing
primairvoor recht te verklaren dat [appellanten] geen dwangsom hebben verbeurd doordat zij hetgeen in het vonnis is opgenomen niet hebben overtreden en de voortzetting/uitvoering van de executie te verbieden/op te schorten,
subsidiairde beweerdelijk verbeurde dwangsom op grond van de redelijkheid en billijkheid te matigen tot een door de voorzieningenrechter redelijk geacht bedrag – waarbij rekening wordt gehouden met hoe de situatie was vóór het wijzen van het vonnis en daarna – en de verdere voortzetting/verdere uitvoering van de executie te verbieden/op te schorten, en
primair en subsidiairhet door [geïntimeerden] gelegde beslag op te heffen, [geïntimeerden] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden opnieuw beslag te leggen ten laste van [appellanten] voor hetzelfde type (vermeende) vordering zonder daaraan voorafgaand [appellanten] te horen en [geïntimeerden] te veroordelen in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met rente. [geïntimeerden] hebben tegen deze vordering verweer gevoerd.
grief 2faalt.
alleberichten die betrekking hadden op [geïntimeerde sub 1] en/of [geïntimeerde sub 2] en/of Trickster moeten worden verwijderd, dan wel zo moet worden gelezen – zoals zij menen – dat slechts die berichten worden bedoeld die smadelijk en/of lasterlijk en/of beledigend zijn voor [geïntimeerden] , waaronder zij dan begrijpen die berichten waarin (een of meer van) de namen van [geïntimeerden] voorkomen. Het hof tekent hierbij aan dat tussen partijen niet in geschil is dat een drietal reacties van [appellanten] onder een artikel op de website van GeenStijl (zie rov. 4.1 van het vonnis waarvan beroep), waarin geen van de namen van [geïntimeerden] voorkwam (verder: de drie niet tijdig verwijderde berichten), eerst op 5 juli 2019 is verwijderd.
over[geïntimeerde sub 1] als mediator en als persoon, dus om opmerkingen die betrekking hebben op [geïntimeerde sub 1] , niet om uitsluitend opmerkingen of berichten waarin (een of meer van) de namen van [geïntimeerden] voorkomen. Deze overweging is dus ook gericht op opmerkingen/berichten die op [geïntimeerde sub 1] betrekking hebben maar waarin geen namen worden genoemd. Bovendien wordt over de vele, uiterst negatieve opmerkingen gesproken zonder daarin enigerlei beperking aan te brengen. Die bedoeling blijkt ook bijzonder helder uit een van de daarop volgende rechtsoverwegingen (rov. 4.6):
deen niet over
bepaaldenegatieve reacties/beweringen. Nog meer helderheid wordt verkregen als het vervolg van deze rechtsoverweging in ogenschouw wordt genomen, waar de voorzieningenrechter overweegt dat aannemelijk is dat [geïntimeerden] schade lijden door
dieberichten en waar hij met name concludeert dat de gevorderde voorzieningen om
de geplaatste berichtente verwijderen, verwijderd te houden en geen nieuwe berichten meer te plaatsen zullen worden toegewezen. Het dictum (onder 5.2) stemt hiermee volledig overeen door [appellanten] te bevelen “al hun berichtgeving”, dus
alleberichten,
over– kort gezegd – [geïntimeerden] op ieder denkbaar forum te verwijderen. De daaraan door de voorzieningenrechter verbonden toevoeging “in het bijzonder” maakt een en ander niet anders, maar moet – in het licht van de daaraan vooraf gegane rechtsoverwegingen en de betekenis die daaraan blijkens het voorgaande moet worden toegekend – worden begrepen als aanduiding waar het bij de geplaatste berichten over gaat, te weten smadelijke en/of lasterlijke en/of beledigende berichtgeving over [geïntimeerde sub 1] en/of [geïntimeerde sub 2] en/of de onderneming Trickster. Deze uitleg brengt mee dat ook
grief 1en
grief 4tevergeefs zijn voorgesteld en dat [appellanten] in verband met de drie niet tijdig verwijderde berichten dwangsommen hebben verbeurd tot een bedrag van in totaal € 75.000,00.
zelfhadden geplaatst, aanvankelijk slechts die reacties hebben laten verwijderen waarin (een van) de namen van [geïntimeerden] voorkwam, dat wil zeggen wel andere berichten uit de ‘strip’ berichten hebben laten verwijderen maar de drie niet tijdig verwijderde berichten onder dat artikel, die alle tussen wel verwijderde berichten stonden, hebben laten staan. Daar komt nog bij dat de drie niet tijdig verwijderde berichten als productie 20 bij de dagvaarding die heeft geleid tot het vonnis van 5 juni 2019 waren gevoegd en dat [appellanten] deze berichten dus niet over het hoofd hebben kunnen zien. Onder die omstandigheden schiet de kern van hun (weinig onderbouwde) betoog, te weten dat zij in de onmogelijkheid verkeerden om alle berichten te vinden “in de grote hoeveelheid berichten die zoeken op de trefwoorden genereerden” (memorie van grieven onder 12) en het daarom niet mogelijk was alle berichten te laten verwijderen, tekort om als grond voor matiging te kunnen fungeren. Voor zover zij in dit verband hebben herhaald dat slechts die berichten waarin (een of meer van) de namen van [geïntimeerden] voorkomen, moesten worden verwijderd, dan wel dat de drie niet tijdig verwijderde berichten materieel geen schending van het gegeven bevel opleverden, verwerpt het hof dit betoog op grond van wat het hiervoor (onder 3.7) reeds heeft overwogen. Het voorgaande betekent dat
grief 3alsmede
grief 6, die in het verlengde daarvan ligt, eveneens faalt.
grief 5moet worden verworpen.
grief 7en
grief 8, die afhankelijk zijn van het welslagen van de voorgaande grieven, evenmin terecht zijn voorgesteld.