ECLI:NL:GHAMS:2021:506
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vermindering van betalingsverplichting aan de Staat in ontnemingszaak
Op 24 februari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak waarbij de verzoeker, geboren in 1957, een verzoek indiende tot vermindering van zijn betalingsverplichting aan de Staat. Deze verplichting was eerder opgelegd bij arrest van het hof op 18 februari 2011, waarbij de verzoeker € 1.086.051,00 moest betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad had deze verplichting op 4 juni 2013 verminderd tot € 1.081.051,00 vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verzoeker, die leeft van een bijstandsuitkering en geen eigen woonruimte heeft, verzocht om kwijtschelding of vermindering van het resterende bedrag van € 1.060.617,21, onderbouwd door zijn financiële situatie en persoonlijke omstandigheden.
Tijdens de zitting op 10 februari 2021 werd het verzoek behandeld, waarbij de verzoeker en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, aanwezig waren, evenals de advocaat-generaal, mr. J.B. Develing. De advocaat-generaal gaf aan zich niet te verzetten tegen een vermindering van de ontnemingsmaatregel met € 89.030,00. De verzoeker had eerder stortingen gedaan ten behoeve van twee bedrijven, maar deze middelen stonden hem niet meer ter beschikking. Het hof concludeerde dat de verzoeker in de toekomst niet over middelen zal beschikken om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, mede gezien het feit dat anderhalf jaar lijfsdwang niet had geleid tot betaling.
Het hof heeft uiteindelijk besloten de betalingsverplichting te verminderen tot het bedrag van de netto executieopbrengst van de nog af te wikkelen beslagen, wat betekent dat de verzoeker niets meer hoeft te betalen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier.