ECLI:NL:GHAMS:2021:479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
23-002315-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake wapenbezit en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het in vereniging aanwezig hebben van een pistoolmitrailleur en munitie van categorie II en III op 22 december 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot andere beslissingen met betrekking tot de bewezenverklaring en de strafoplegging. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie en dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de aanwezigheid van een pistoolmitrailleur, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde wapens en munitie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de beoogde criminele wapendeal. Het hof oordeelde dat de bescherming van de maatschappij en het voorkomen van geweld door vuurwapens zwaar wogen, wat leidde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Tevens werd een in beslag genomen imitatievuurwapen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002315-19
datum uitspraak: 9 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-669130-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 26 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, te weten: - een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël),
model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en/of
een wapen van categorie III, te weten: - een revolver (merk: BBM, model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 Long Rifle)) en/of
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf, althans een of meer patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en/of
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 Long Rifle, soort: lood) en/of
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort),
soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze
verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt
ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep -kort samengevat- bepleit de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde in vereniging aanwezig hebben van een revolver en munitie. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad
van de aanwezigheid van de revolver en munitie, waarbij zij verzoekt het proces-verbaal
van verbalisant [verbalisant] -pagina 2026 van het procesdossier- alsmede de vruchten die daar
het gevolg van zijn, waaronder de Whatsapp gesprekken uit te sluiten van het bewijs wegens
een onherstelbaar vormverzuim. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht over de revolver en munitie heeft gehad. Evenmin bevat het dossier voldoende steun voor de conclusie dat sprake zou zijn geweest van medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de Whatsapp gesprekken die
de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte
zich in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de revolver en de munitie op 22 december 2017. Het hof kent hierbij gewicht toe aan het feit dat de verdachte bij zijn verhoor door de politie op 6 maart 2019 wel heeft verklaard over (zijn rol bij) de beoogde verkoop van de uzi alsmede dat hij dit wapen op de bewuste avond in de rugtas heeft gezien, maar heeft ontkend dat hij op de hoogte was de aanwezigheid van de revolver dan wel deze in de rugtas heeft gezien. Ook overigens valt uit het procesdossier dan wel het verhandelde ter terechtzitting niet op te maken dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de revolver. Dit geldt naar het oordeel van het hof evenzo voor de aangetroffen munitie (respectievelijk 12, 3 en
48 patronen). Op grond hiervan zal het hof de verdachte (partieel) vrijspreken van het
in vereniging aanwezig hebben van een revolver en bedoelde munitie.
Gelet op bovenstaande behoeft het verweer van de raadsvrouw er toe strekkende het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] alsmede de vruchten die daarvan het gevolg zijn van het bewijs
uit te sluiten, geen bespreking.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen luchtdrukwapen wordt onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting het hof verzocht te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met een fors voorwaardelijk strafdeel alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft de verdachte, tezamen met een medeverdachte op de openbare weg een pistoolmitrailleur, te weten een micro-uzi, aanwezig gehad en geprobeerd deze te verkopen. De verdachte heeft niet alleen een rol gehad bij het tot stand komen van de beoogde verkoop, maar is ook aanwezig geweest bij de beoogde feitelijke overdracht in de vroege avond in het Rembrandtpark. Blijkbaar is de overdracht niet conform de gemaakte afspraken verlopen; er is meermaals geschoten waarbij een niets vermoedende fietser in de vuurlinie terecht is gekomen. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is meer geluk dan wijsheid en komt niet op het conto van de verdachte.
Het gebeurde is volstrekt onaanvaardbaar met het oog op de veiligheid van personen, heeft
de maatschappij geschokt en gevoelens van onveiligheid aangewakkerd. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij betrokken was bij een beoogde criminele wapendeal van een zwaar wapen als een pistoolmitrailleur. De verdachte moet zich er bewust van zijn geweest dat de beoogde koper het wapen naar alle waarschijnlijkheid zou gaan gebruiken bij andere criminele activiteiten, met alle gevolgen van dien.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het L.O.V.S. Daarin wordt voor een
first offendereen gevangenisstraf voor de duur van negen maanden genoemd.
Strafverzwarend acht het hof dat de verdachte in vereniging met een medeverdachte opereerde.
Het hof heeft tot slot kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2021 waaruit blijkt dat de verdachte na het strafbare feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet het hof, gelet op de ernst van het strafbare
feit waaronder de aard van het wapen en de plaats waar het strafbaar feit zich heeft afgespeeld, alsmede de rol van de verdachte bij dit strafbare feit, geen aanleiding te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een taakstraf. De bescherming van de maatschappij en het voorkomen van slachtoffers van geweld door vuurwapens weegt naar het oordeel van het hof zo zwaar dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Nu het hof minder bewezen acht dan de advocaat-generaal komt het hof tot een lagere straf
dan door de advocaat-generaal geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer
Op zaterdag 23 december 2017 is binnengetreden in de woning van de verdachte aan de [adres]. Onder leiding van de rechter-commissaris heeft een doorzoeking
in deze woning plaatsgevonden. In een slaapkamer werd een imitatie vuurwapen, gelijkend op een echt vuurwapen, aangetroffen en in beslag genomen. Het imitatiewapen is een wapen als
bedoeld in artikel 2, lid l categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie (Wwm) en strafbaar gesteld bij artikel 13, lid 1 jo 55, lid 1 Wwm.
Het voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan, in strijd is met de wet of met het algemeen belang, op grond waarvan het dient te worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest
is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen imitatievuurwapen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam,
waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. S. Clement en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 februari 2021.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.