ECLI:NL:GHAMS:2021:456

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
200.266.658/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet geldig door omzetten van contract

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Ticket + Travel en een voormalige werknemer, [geïntimeerde]. Ticket + Travel had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] op basis van een concurrentie- en relatiebeding dat zou zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had geoordeeld dat het concurrentie- en relatiebeding niet geldig was, omdat het te algemeen was geformuleerd en niet opnieuw was overeengekomen bij de omzetting van de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd naar onbepaalde tijd. Ticket + Travel ging in hoger beroep en betoogde dat de kantonrechter relevante feiten niet had meegenomen en dat de zwaarwegende bedrijfsbelangen voldoende waren onderbouwd.

Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat er geen rechtsgeldig concurrentie- en relatiebeding was overeengekomen. De brief waarin de arbeidsovereenkomst werd omgezet, bevatte geen expliciete vermelding van het concurrentie- en relatiebeding, en de mondelinge opmerking van Ticket + Travel dat 'alle overige arbeidsvoorwaarden van kracht blijven' was onvoldoende om het beding te handhaven. Het hof concludeerde dat de grieven van Ticket + Travel faalden en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Daarnaast werd de vordering van Ticket + Travel tot schadevergoeding op basis van onrechtmatige concurrentie afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor de gestelde schade.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke formuleringen in concurrentie- en relatiebedingen, vooral bij de omzetting van arbeidsovereenkomsten. Het hof wees ook op de noodzaak voor werkgevers om dergelijke bedingen expliciet te herbevestigen bij contractwijzigingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.266.658/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7359574 / CV EXPL 18-10294
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 februari 2021
inzake
REIS- ORGANISATIE- EN BEMIDDELINGSBUREAU TICKET + TRAVEL FORMULE 1 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. Stolk te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Ticket + Travel en [geïntimeerde] genoemd.
Ticket + Travel is bij dagvaarding van 12 juli 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 1 mei 2019 (verbeterd bij vonnis van 22 mei 2019) (hierna: het bestreden vonnis) onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Ticket + Travel als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.
Bij arrest van 15 oktober 2019 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze is niet gehouden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord;
- akte met producties van de zijde van Ticket + Travel;
- antwoordakte van de zijde van [geïntimeerde] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
Ticket + Travel heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Ticket + Travel zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Ticket + Travel en bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Ticket + Travel in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief 1 betoogt Ticket + Travel dat de kantonrechter een aantal relevante feiten en omstandigheden niet onder de vaststaande feiten heeft opgenomen. De kantonrechter was evenwel niet gehouden alle tussen partijen vaststaande feiten als zodanig te vermelden. Bovendien heeft [geïntimeerde] de door Ticket + Travel in het kader van deze grief gestelde feiten betwist. De grief faalt dus. De (wel) door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen daarom ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] is van 1 september 2015 tot 1 november 2017 bij Ticket + Travel in dienst geweest in de functie van commercieel medewerker. In de op 20 augustus 2015 door partijen getekende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 1 september 2015 tot 31 augustus 2016 waren de volgende bepalingen opgenomen:
‘Artikel 12 Non-concurrentiebeding / relatiebeding
1. Werkgever houdt zich bezig met activiteiten die bestaan uit het inkopen van, verkopen van en het bemiddelen bij de verkoop van toegangsbewijzen van Grand Prix Formule 1 wedstrijden en reis- en verblijfarrangementen, het bemiddelen bij de verkoop van toegangskaarten voor autosport- en motorsportevenementen en bijbehorende arrangementen. Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever (of een aan haar gelieerde onderneming), hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
2. Na beëindiging van het dienstverband zal werknemer zich er voor een periode van 12 maanden strikt van onthouden om relaties en / of opdrachtgevers van werkgever -direct of indirect- te benaderen en / of met hen — op welke wijze dan ook — zaken te doen en/of contacten te onderhouden.
Onder relaties en / of opdrachtgevers van werkgever worden in dit verband tevens verstaan de potentiële relaties en/of opdrachtgevers, die voorkomen in het offertebestand van werkgever (of een aan haar gelieerde onderneming) en / of waarmee werkgever (of een aan haar gelieerde onderneming) onderhandelingen voert omtrent mogelijk toekomstige opdrachten. Een uitzondering wordt gemaakt voor de relaties en personen behorende tot het netwerk van de werknemer, zoals beschreven in de lijst van taken, bijlage 1 bij deze arbeidsovereenkomst.
(…)
4. Werknemer, welke bekend is gemaakt met de procedure en werkwijzen van werkgever, welke gecoacht en / of getraind is door werkgever en welke in contact is gebracht met het zorgvuldig samengestelde netwerk van Grand Prix Formule 1 races, beschikt over zeer veel concurrentiegevoelige kennis en informatie over de onderneming van werkgever. Het heeft werkgever zeer veel tijd, inspanning en geld gekost om de betreffende informatie te vergaren. Indien werknemer de betreffende kennis en informatie gebruikt voor een met werkgever concurrerende onderneming kan en / of zal werkgever daarmee zodanig concurrentie kunnen worden aangedaan dat het voorbestaan van de onderneming van werkgever in gevaar komt. Het in dit artikel opgenomen non-concurrentiebeding en relatiebeding zijn voor werkgever dan ook noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen en het voordeel van de werkgever bij opname van het concurrentiebeding weegt op tegen het nadeel daarvan voor de werknemer.
5. Werknemer is van rechtswege in gebreke door een enkele schending of niet-nakoming van het hiervoor in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bepaalde en zal in dat geval aan werkgever verbeuren een direct opeisbare boete van € 5.000,- per overtreding en een direct opeisbare boete van € 500,- voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat de overtreding voortduurt. In plaats daarvan is de werkgever gerechtigd om volledige schadevergoeding te vorderen.
6. Een eventueel als gevolg van schending of niet-nakoming van het hiervoor in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bepaalde door werknemer aan werkgever verbeurde boete is, in afwijking van het in artikel 7:650 lid 3 en 5 BW bepaalde, gesteld op een hoger bedrag dan het in geld vastgestelde loon voor een halve dag en mag strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene aan wie de werkgever de bevoegdheid heeft verleend om aan werknemers een boete op te leggen. (…)’
2.2
Bij brief van 26 augustus 2016 heeft Ticket + Travel de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In die brief staat:
‘Zoals overeengekomen met uw leidinggevend (…) bevestigen wij hierbij dat uw contract voor bepaalde tijd van 20 augustus 2015 wordt gewijzigd.
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd welke per 31 augustus 2016 eindigt zal worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd vanaf september 2016.
In de arbeidsovereenkomst van 20 augustus 2015 is er een salaris overeengekomen van € 4.250 per maand met ingang van september 2016. Echter gezien u inzet en betrokkenheid het afgelopen jaar hebben wij besloten het salaris met ingang van september 2016 vast te stellen op € 4.500 per maand, inclusief pensioenpremie, en exclusief vakantiegeld.’

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft Ticket + Travel (na vermindering van haar vordering) gevorderd dat de kantonrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat [geïntimeerde] artikel 10 en 12 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden, dan wel dat [geïntimeerde] onrechtmatig en onzorgvuldig jegens Ticket + Travel heeft gehandeld met de door hem ontwikkelde activiteiten tijdens de “24 uur van Le Mans” op 16 en 17 juni 2018 verreden, alwaar hij 84 personen heeft begeleid en bemiddeld, zoals Ticket + Travel dat zou hebben gedaan;
b. [geïntimeerde] veroordeelt om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan Ticket + Travel te betalen de ter zake voorgeschreven boete, groot € 12.000,-, dan wel een schadevergoeding gebaseerd op de inkomstenderving van Ticket + Travel door het gedrag van [geïntimeerde] , zijnde een bedrag van € 53.000,- vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 10 juni 2018 tot de dag van de algehele voldoening;
c. [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en in reconventie gevorderd, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair een verklaring voor recht dat tussen Ticket + Travel en [geïntimeerde] geen rechtsgeldig concurrentie- en/of relatiebeding is overeengekomen;
- subsidiair een verklaring voor recht dat de activiteiten die door [geïntimeerde] , namens The Incentives Group B.V. (hierna: TIG) of anderszins, voor [A] (hierna: [A] ), VES Racing en/of het Racing Team Nederland en aanverwante partijen worden verricht niet onder de reikwijdte van het concurrentie- en/of relatiebeding vallen;
- meer subsidiair dat de kantonrechter het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding en het bijbehorende boetebeding met terugwerkende kracht per 1 november 2017 vernietigt, althans in zoverre dat [geïntimeerde] in staat was om per 1 november 2017 bij TIG in dienst te treden, althans op een wijze vernietigt als in goede justitie te bepalen zodat [geïntimeerde] niet of in mindere mate belemmerd was en is om voor [A] , VES Racing en/of het Racing Team Nederland en aanverwante partijen te werken;
- meer subsidiair dat de kantonrechter Ticket + Travel op grond van artikel 7:653 lid 5 BW veroordeelt tot betaling van € 6.858,- bruto per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag voor de periode dat het concurrentie- en /of relatiebeding in stand was/is gelaten, dan wel [geïntimeerde] anderszins in belangrijke mate werd/wordt belemmerd in het aanvaarden van ander werk;
- en in alle gevallen dat de kantonrechter Ticket + Travel veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over die kosten.
3.3
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis – kort samengevat – geoordeeld dat de zwaarwegende bedrijfsbelangen in het concurrentie- en relatiebeding in de overeenkomst voor bepaalde tijd te algemeen geformuleerd zijn, waardoor geen rechtsgeldig concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen. Er is alleen daarom al geen concurrentie- en relatiebeding van toepassing op de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, nog los van het feit dat sprake is van een formele omzetting zonder dat daarbij het concurrentie- en relatiebeding opnieuw is overeengekomen. De kantonrechter heeft de door Ticket + Travel ter zake gevorderde verklaring voor recht afgewezen en de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht toegewezen. De vordering van Ticket + Travel tot betaling van verbeurde boetes is eveneens afgewezen. Haar vordering tot verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig en onzorgvuldig heeft gehandeld is ook afgewezen, evenals de op de verlangde verklaring voor recht gebaseerde vordering tot schadevergoeding. Tegen deze afwijzingen en de daaraan ten grondslag gelegde motiveringen komt Ticket + Travel met haar grieven op.
Concurrentie- en relatiebeding
3.4
Met de grieven 1 en 2 komt Ticket + Travel op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de zwaarwegende bedrijfsbelangen in het concurrentie- en relatiebeding te algemeen geformuleerd zijn, waardoor geen rechtsgeldig concurrentie- en relatiebeding is overeengekomen. Volgens Ticket + Travel is de markt waarin geopereerd wordt klein en overzichtelijk en vloeit daar het belang bij het concurrentie- en relatiebeding uit voort. Voor deze markt is de formulering voldoende duidelijk en concreet. Ticket + Travel stelt daarnaast dat [geïntimeerde] ook door zijn werkzaamheden niet goed over te dragen in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen jegens haar .
3.5
Het hof oordeelt als volgt. Bij brief van 26 augustus 2016 heeft Ticket + Travel de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per september 2016 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een hoger salaris. Nu in de brief van 26 augustus 2016 het concurrentie- en relatiebeding niet opnieuw is opgenomen, noch uitdrukkelijk is bepaald dat alle eerder gemaakte afspraken (waaronder die over het concurrentie- en relatiebeding) van kracht blijven, is voor wat betreft de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zoals [geïntimeerde] ook heeft aangevoerd, geen concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. Dat Ticket + Travel mondeling erop heeft gewezen dat ‘alle overige arbeidsvoorwaarden van kracht blijven’ (hetgeen door [geïntimeerde] overigens wordt betwist) volstaat in dat kader niet. Bij deze uitkomst kan in het midden blijven of al dan niet sprake is van een geldig concurrentie- en relatiebeding maar niettemin overweegt het hof (mogelijk ten overvloede) dat het zich geheel verenigt met wat de kantonrechter in overweging 5.3 van het bestreden vonnis heeft geoordeeld en beslist. De stelling van Ticket + Travel dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden niet goed heeft overgedragen (hetgeen eveneens door [geïntimeerde] wordt betwist) is in dit kader niet relevant. De grieven 1 en 2 slagen niet.
Onrechtmatige werknemersconcurrentie
3.6
Met grief 3 komt Ticket + Travel op tegen het oordeel van de kantonrechter dat Ticket + Travel de vordering op grond van onrechtmatig en onzorgvuldig handelen van [geïntimeerde] tegenover Ticket + Travel niet heeft gemotiveerd en slechts de schade heeft vermeld. Ticket + Travel legt aan het aan [geïntimeerde] verweten onrechtmatig en onzorgvuldig handelen hetzelfde feitencomplex ten grondslag als het feitencomplex op grond waarvan zij het concurrentiebeding heeft ingeroepen. [geïntimeerde] heeft in strijd met de afspraken concurrerende handelingen gepleegd en Ticket + Travel schade toegebracht.
3.7
Het hof oordeelt als volgt. Van onrechtmatige werknemersconcurrentie is volgens vaste rechtspraak sprake bij a) het stelselmatig en substantieel afbreken van b) het duurzame debiet van de voormalige werkgever c) met de hulpmiddelen die de werknemer daartoe vertrouwelijk van zijn (voormalige) werkgever ter beschikking heeft gekregen. Ticket + Travel heeft ter zake onvoldoende gesteld, zodat ook deze vordering terecht is afgewezen. Grief 3 slaagt niet.
3.8
De slotsom is dat alle grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Ticket + Travel zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Ticket + Travel heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Ticket + Travel in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.074,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, R.J.M. Smit en A.S. Arnold en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.