ECLI:NL:GHAMS:2021:4455

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-002363-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid als bestuurder van een landbouwvoertuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een zitmaaierchauffeur, was in eerste aanleg veroordeeld voor een verkeersdelict dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij een voetganger. De tenlastelegging betrof primair het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtigheid op 11 juni 2017, maar het hof heeft vastgesteld dat de gebeurtenis op 17 juni 2017 plaatsvond. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd en de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde, het veroorzaken van gevaar op de weg, is wel bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende zorgvuldigheid in acht had genomen door achteruit te rijden zonder zich te vergewissen of het grasveld vrij was van voetgangers. De verdachte had eerder kinderen op het grasveld gezien en had moeten stoppen om te controleren of het veilig was om achteruit te rijden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 30 uren. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002363-20
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-014469-19 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1963,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 11 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een landbouwvoertuig -in de hoedanigheid van zitmaaierchauffeur-, daarmee rijdende over het grasveld aan het C. Snouck Hurgronjehof, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer01] , zwaar lichamelijk letsel, te weten de verwijdering van twee ribben, zenuwschade, spierschade en/of een groot litteken op de rug, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft al maaiend gereden over het grasveld aan de C. Snouck Hurgronjehof, terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte heeft het grasveld, in strijd met de ‘gebruikershandleiding Groundmaster 360’ en/of de door zijn werkgever, [werkgever01] , aan hem gegeven instructies, alvorens het maaien, niet vrijgemaakt van derden en/of niet afgezet,
verdachte heeft achteruit gereden,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat het grasveld vrij was van voetgangers,
verdachte heeft (vervolgens) [slachtoffer01] , die zich achter het voertuig van verdachte bevond, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer01] aangereden en en/of aangebotst en/of over die [slachtoffer01] heengereden, ten gevolge waarvan aan die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
subsidiairhij op of omstreeks 17 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een landbouwvoertuig -in de hoedanigheid van zitmaaierchauffeur-, daarmee rijdende over het grasveld aan het C. Snouck Hurgronjehof, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft al maaiend gereden over het grasveld aan de C. Snouck Hurgronjehof, terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte heeft het grasveld, in strijd met de ‘gebruikershandleiding Groundmaster 360’ en/of de door zijn werkgever, [werkgever01] , aan hem gegeven instructies, alvorens het maaien, niet vrijgemaakt van derden en/of niet afgezet,
verdachte heeft achteruit gereden,
verdachte heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat het grasveld vrij was van voetgangers,
verdachte heeft (vervolgens) [slachtoffer01] , die zich achter het voertuig van verdachte bevond, geen voorrang verleend althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uitgeweken voor deze voetganger,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer01] aangereden en en/of aangebotst en/of over die [slachtoffer01] heengereden,

Verbeterde lezing tenlastelegging

Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de in de tenlastelegging omschreven gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 17 juni 2017 en niet, zoals ten laste is gelegd, op 11 juni 2017.
Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een kennelijke – ook voor de verdachte evidente en onmiddellijk herkenbare –schrijffout/misslag. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat het ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep voor de verdachte en diens raadsman overduidelijk was waarvoor de verdachte terechtstond, dat de verdachte zich daartegen kon verdedigen en dit ook heeft gedaan, alsmede dat op geen enkel moment tijdens de procedure in eerste aanleg of hoger beroep terzake verweer is gevoerd.
Het hof zal derhalve de tenlastelegging verbeterd lezen in die zin dat de datum ‘11 juni 2017’ als ‘17 juni 2017’ wordt gelezen. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van de bewijsvraag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de verdachte door achteruit te rijden en zich er onvoldoende van te vergewissen of het grasveld vrij van personen was, terwijl hij ter plaatse bekend was, en vervolgens niet tijdig heeft afgeremd, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld waardoor hij primair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard.
De raadsman heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde, nu de verdachte geen verwijt valt te maken. De raadsman heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld tijdens het achteruit rijden op de grasmaaier en dat de verdachte het slachtoffer bovendien nooit had kunnen zien.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dus of er minst genomen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid, komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt het volgende.
De verdachte heeft op 17 juni 2017 – in zijn hoedanigheid van zitmaaierchauffeur – tijdens het grasmaaien twee kinderen waargenomen op een grasveld dat door een heg was afgescheiden van het grasveld dat hij aan het maaien was. Het grasveld dat hij aan het maaien was, was echter wel eenvoudig toegankelijk voor deze kinderen. Toen de verdachte aan het einde van zijn gemaaide baan achteruit reed om de grasmaaier te kunnen keren, reed hij één van deze twee kinderen aan. Als gevolg van deze aanrijding heeft het slachtoffer ernstige verwondingen opgelopen.
Het verwijt dat de verdachte naar het oordeel van het hof gemaakt kan worden, is dat hij een bijzondere manoeuvre heeft verricht, te weten het achteruit rijden, zonder daaraan voorafgaand te hebben gecontroleerd of de gehele weg/grasbaan achter hem vrij was. De verdachte, die de kinderen eerder had waargenomen, had de maaimachine eerst stil moeten zetten en vanuit die (stilstaande) positie moeten controleren of hij veilig verder kon rijden voordat hij daadwerkelijk (achteruit) ging rijden. Spelende kinderen kunnen zich immers vlot verplaatsen en dit was de verdachte naar eigen zeggen bekend. De verdachte heeft echter niet voor deze (veiligere) handelwijze gekozen, maar is tegelijk met het achteruit rijden, over zijn schouder naar de weg/grasbaan achter zich gaan kijken, waarna het ongeluk onmiddellijk plaatsvond.
Uit het geheel van handelen door de verdachte volgt naar het oordeel van het hof dat hij weliswaar een fout heeft gemaakt, maar die is niet van dien aard dat kan worden gezegd dat de verdachte zich minst genomen
aanmerkelijkonvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Wel acht het hof op grond van het vorenstaande bewezen dat de verdachte door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2017 te Amsterdam als verkeersdeelnemer namelijk als bestuurder van een landbouwvoertuig -in de hoedanigheid van zitmaaierchauffeur-, daarmee rijdende over het grasveld aan het C. Snouck Hurgronjehof, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft al maaiend gereden over het grasveld aan de C. Snouck Hurgronjehof,
verdachte heeft achteruit gereden en heeft zich daarbij niet voldoende vergewist dat het grasveld vrij was van voetgangers,
verdachte heeft vervolgens niet tijdig afgeremd,
verdachte is tegen [slachtoffer01] aangereden en (gedeeltelijk) over die [slachtoffer01] heengereden.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft door met zijn grasmaaier achteruit te rijden zonder zich voldoende te vergewissen dat het grasveld achter hem vrij was , gevaar veroorzaakt op de weg. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt door de aanrijding met slachtoffer [slachtoffer01] , die daar ernstige verwondingen aan heeft overgehouden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2021.
=========================================================================
[…]