ECLI:NL:GHAMS:2021:4450

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
200.300.504
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsbeslissing in strafzaak met medeverdachten

Op 1 oktober 2021 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een beslissing genomen op het verzoek van een raadsheer, hierna verzoeker, om zich te mogen verschonen in een strafzaak met zaaknummer 23-000876-20. Verzoeker heeft aangegeven dat hij betrokken is geweest bij de berechting van een van de medeverdachten in dezelfde zaak, wat de schijn van partijdigheid zou kunnen oproepen. Dit heeft hem doen besluiten om een verzoek tot verschoning in te dienen.

De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de noodzaak van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Het hof stelt vast dat een rechter in principe onpartijdig wordt geacht, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze veronderstelling ondermijnen. In dit geval heeft het hof geen aanwijzingen gevonden dat verzoeker subjectief niet onpartijdig is. Echter, de omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd, bieden wel een objectieve basis voor de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen.

Daarom heeft het hof besloten het verzoek van verzoeker toe te wijzen, waardoor hij zich van de verdere behandeling van de procedure met zaaknummer 23-000876-20 mag verschonen. Deze beslissing is genomen door de rechters R.D. van Heffen, E.A.G. van der Ouderaa en A.M. van Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2021. De rechters Van der Ouderaa en Van Amsterdam waren niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

beslissing van de wrakingskamer van 1 oktober 2021
op het schriftelijke verzoek van
[verzoeker01],
raadsheer in het Gerechtshof Amsterdam,
afdeling strafrecht,
hierna: verzoeker.
Ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak met zaaknummer 23-000876-20 van: [naam01] .

1.Het verzoek

1.1
Verzoeker heeft bij e-mail van 1 oktober 2021 verzocht zich in de bovengenoemde procedure te mogen verschonen.
1.2
Ter onderbouwing van voornoemd verzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd.
1.3
Verzoeker is als raadsheer in het Gerechtshof Amsterdam betrokken geweest bij de berechting van een van de medeverdachten in dezelfde zaak. Hierdoor zou de schijn kunnen ontstaan dat hij niet onpartijdig is in bovengenoemde zaak, zodat hij thans verzoekt zich te mogen verschonen.

2.De beoordeling

2.1
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid
van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen
voor het oordeel dat verzoeker – subjectief – niet onpartijdig is.
2.3
Vervolgens dient onderzocht te worden of de aangevoerde omstandigheden niettemin
een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden – objectief – gerechtvaardigd is.
2.4
De onder 1.3 vermelde omstandigheden leveren naar het oordeel van het hof op zichzelf
een voldoende zwaarwegende aanwijzing op als hiervoor onder 2.3 bedoeld.
2.5
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

3.De beslissing

Het hof:
wijst toe het verzoek van verzoeker zich van de verdere behandeling van de procedure
met zaaknummer 23-000876-20 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.D van Heffen, E.A.G. van der Ouderaa en
A.M. van Amsterdam in tegenwoordigheid van mr. S.W.H, Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 oktober 2021.
Mrs. Van der Ouderaa en Van Amsterdam zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.