ECLI:NL:GHAMS:2021:4388

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
23-001831-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in jeugdzaak met aanpassing van strafoplegging

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 23 juni 2021. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn functie. De verdachte heeft de ambtenaar meerdere keren uitgescholden met een ernstige ziekte, wat extra kwetsend was omdat de ambtenaar zelf met de gevolgen van deze ziekte te maken had. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, met uitzondering van de hoogte van de opgelegde geldboete en de vervangende jeugddetentie. De geldboete is verlaagd van € 350,00 naar € 125,00 en de jeugddetentie is vastgesteld op 2 dagen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een fulltime baan heeft en zich in een positieve ontwikkeling bevindt. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde een geldboete op te leggen in plaats van een werkstraf, wat het hof heeft overgenomen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001831-21
datum uitspraak: 28 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 23 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-092190-21 en 15-120054-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de hoogte van de opgelegde geldboete alsmede ten aanzien van de vervangende jeugddetentie bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
- ten aanzien van de vervangende jeugddetentie bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel deze zal vervangen door 0 (nul) dagen gijzeling; en,
- ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging de motivering verbetert en daarbij overweegt dat deze dient te worden afgewezen “nu het hof geen termen aanwezig acht deze voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer te leggen.”

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,00 subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 15 uren subsidiair 7 dagen jeugddetentie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening door hem meerdere keren uit te schelden met een ernstige ziekte. Er waren veel omstanders aanwezig. Door zo te handelen heeft hij deze ambtenaar aangetast in zijn eer en goede naam en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Voor de betreffende ambtenaar kwam de bewezenverklaarde belediging extra hard aan, omdat hij in die periode zelf te maken had met de gevolgen van de ziekte waarmee de verdachte hem beledigde.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), waaronder het rapport van 30 september 2021, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat de eerder bestaande zorgen over de verdachte inmiddels zijn afgenomen. Hij heeft zijn draai gevonden in het werkende leven als fulltime [baan]. Hij heeft het in deze baan naar zijn zin en de dagbesteding zorgt voor structuur. De Raad adviseert een geldboete op te leggen en acht een werkstraf, gelet op voornoemde omstandigheid dat de verdachte inmiddels fulltime werkt, niet langer passend.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt in geval van minderjarigen ter zake van belediging van een ambtenaar in functie een geldboete ter hoogte van € 125,00 genoemd. Het hof neemt deze straf als uitgangspunt.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof gelet op het hiervoor overwogene geen aanleiding de verdachte in de plaats daarvan een werkstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77l, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde geldboete en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 125,00 (honderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van
€ 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt met betrekking tot de opgelegde schadevergoedingsmaatregel de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2021.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]