In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 mei 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld voor diefstal en had een jeugddetentie van 30 dagen opgelegd gekregen. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde jeugddetentie. De verdachte krijgt de kans om zijn gedrag te verbeteren door middel van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De verdachte had samen met een ander een inbraak gepleegd in een eetgelegenheid, waarbij schade is veroorzaakt. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte krijgt een werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken. Het hof heeft de jeugddetentie niet ten uitvoer gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier aanwezig was. Het hof heeft de verdachte nogmaals de kans gegeven om zijn houding en gedrag te veranderen.