ECLI:NL:GHAMS:2021:4381

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
23-002090-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in hoger beroep tegen een jeugddelinquent

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 8 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 2004 en verblijvende in een JeugdzorgPlus instelling, was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere straf gevorderd, namelijk 245 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft de opgelegde straf aangepast, met name de duur van het voorwaardelijke deel en de uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de bewijsmiddelen vervangen en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 245 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten, waaronder straatroven, waarbij geweld is gebruikt. Het hof heeft de conclusies van deskundigen overgenomen, die adviseerden om de verdachte in een jeugdzorginstelling te behandelen en bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke straf. Het hof heeft de verdachte de kans gegeven om zijn gedrag te verbeteren, met de waarschuwing dat bij nieuwe strafbare feiten de voorwaardelijke straf ten uitvoer kan worden gelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002090-21
datum uitspraak: 15 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 8 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-018551-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
thans verblijvende in de JeugdzorgPlus instelling [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf (in het bijzonder in verband met de duur van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie en de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden, voor welke dadelijke uitvoerbaarheid het hof geen grond aanwezig acht) -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde vervangt door de bewijsmiddelen die (in geval van cassatie) zullen worden opgenomen in een aanvulling op dit verkort arrest.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tweede deel van het cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 270 dagen waarvan 115 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 245 dagen waarvan 90 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft verzocht de verdachte een kleiner voorwaardelijk deel op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting, het hierna te noemen persoonlijkheidsonderzoek en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, in de korte periode van een weekend schuldig gemaakt aan vier ernstige strafbare feiten, te weten straatroven en een poging daartoe. Bij één van de straatroven is gebruik gemaakt van een mes om de nog jonge slachtoffers te bedreigen en te dwingen hun goederen af te geven. Ook heeft de verdachte slachtoffers gedwongen om geld voor hem te pinnen. De verdachte heeft door aldus te handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van de slachtoffers. De verdachte heeft tevens op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers die zich hierdoor bedreigd hebben gevoeld en tegen wie in sommige gevallen ook geweld is gebruikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers zich door dit soort misdrijven nog lang onveilig voelen en daardoor beperkt worden in hun doen en laten. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten ook gevoelens van onveiligheid in hun directe omgeving en in de samenleving.
Het hof heeft kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte rapportages, waaronder het psychologische rapport van 9 april 2021, opgesteld door [psycholoog], GZ-psycholoog en het psychiatrische rapport van 10 april 2021, opgesteld door [psychiater], kj-psychiater, alsmede van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 oktober 2021.
Uit de rapportages van de psycholoog en de psychiater volgt dat bij de verdachte sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis met beperkte pro-sociale emoties, beginnend in de adolescentie en een stoornis in het gebruik van cannabis, licht van ernst. Daarbij is sprake van een ouder-kind-relatieprobleem. De deskundigen adviseren de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundigen adviseren tevens een behandeling binnen een jeugdzorginstelling en verder achten zij het voortzetten van school, het hebben van een bijbaantje en een gestructureerde vrijetijdsbesteding van belang om het recidiverisico te verlagen en voor de bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling. De deskundigen adviseren dit alles op te nemen als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel.
Het hof kan zich vereniging met de conclusies van de rapporteurs en neemt deze over.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de Raad – na de positieve ontwikkelingen bij de verdachte te hebben benadrukt – geadviseerd om de eerder door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden te verbinden aan een deels voorwaardelijke jeugddetentie.
Het hof slaat acht op het feit dat de verdachte in de afgelopen maanden heeft laten zien dat hij goede stappen heeft gezet op verschillende leefgebieden. Dit, nadat er zich begin juli 2021 een ernstig incident heeft voorgedaan op de afdeling, waarvoor de verdachte inmiddels ook is veroordeeld. De verdachte lijkt inmiddels te profiteren van de individuele aanpak op de Intensieve Behandel Afdeling, waar hij thans op civielrechtelijke titel verblijft.
Het hof heeft voorts bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2021 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat bij zo ernstige feiten als bewezenverklaard een onvoorwaardelijke jeugddetentie van lange duur passend en geboden is. Nu er echter aanwijzingen zijn voor een, zij het nog prille, maar wel positieve ontwikkeling bij de verdachte, ziet het hof aanleiding om het voorwaardelijke deel van de door de rechtbank aan de verdachte opgelegde jeugddetentie te verkorten en daaraan de eerder door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze voorwaardelijke straf dient ervoor de verdachte ervan weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en er tevens voor zorgen dat de verdachte de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden zal naleven. De verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij zijn houding en gedrag daadwerkelijk wil veranderen. Mocht de verdachte toch weer de fout in gaan, dan zal de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie alsnog ten uitvoer kunnen worden gelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 284, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
245 (tweehonderdvijfenveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
90 (negentig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zal meewerken aan begeleiding door de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers te [plaats] zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan elke vorm van behandeling in een civielrechtelijke setting, zolang daarvoor een machtiging is afgegeven en zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de eventueel uit voornoemde plaatsing voortvloeiende ambulante behandeling(en), zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- geen enkel contact zal hebben met de slachtoffers [slachtoffers];
- gedurende zes maanden geen enkel contact zal hebben met de mededaders [mededaders];
- een zinvolle dagbesteding heeft.
Geeft opdracht aan De Jeugd- & Gezinsbeschermers, gevestigd te [plaats], tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M.J.A. Duker,
in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2021.
Mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.