In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 26 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld en heeft op 20 mei 2021 hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep, omdat dit te laat was ingesteld. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de dagvaarding voor de zitting in eerste aanleg, en dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was uitgereikt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de dagvaarding op 12 maart 2021 op rechtsgeldige wijze aan de verdachte is uitgereikt. De akte van uitreiking werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks het ontbreken van een handtekening van de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte binnen veertien dagen na het vonnis in eerste aanleg in hoger beroep had moeten komen, maar dit pas op 20 mei 2021 deed, wat te laat was. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.