ECLI:NL:GHAMS:2021:4375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
23-002552-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep voor auto-inbraken en vernielingen na twijfel over herkenning door verbalisanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met braak en vernielingen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor zover het hoger beroep gericht was tegen de vrijspraak van het witwassen.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 16 december 2021 gevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van diefstal en vernieling die op 26 juli 2020 in Amsterdam zouden hebben plaatsgevonden. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van goederen uit auto’s en het vernielen van voertuigen.

De kern van de zaak draaide om de herkenning van de verdachte door verbalisanten aan de hand van foto’s van getuigen. Het hof heeft echter twijfels geuit over de betrouwbaarheid van deze herkenningen, vooral omdat de foto’s van een afstand waren genomen en de omstandigheden van de herkenning niet optimaal waren. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, waaronder een geldbedrag en een jas. De beslissing werd genomen met inachtneming van de vrijspraak en de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002552-20
datum uitspraak: 30 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-213141-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in eerste aanleg onder 2 (witwassen) is ten laste gelegd. Dit feit staat thans in hoger beroep als feit 3 op de gewijzigde tenlastelegging vermeld. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep ter zake van het onder 2 - op de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging onder 3 - ten laste gelegde gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover inhoudelijk nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een tas/rugzak met kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een Moncler jas en/of een blauwe portemonnee van het merk Secrid en/of een envelop met 3000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
4.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
5.
hij op of omstreeks 26 juli 2020 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het als feit 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde met toepassing van het adolescentenstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering van de benadeelde partij dient in haar geheel te worden toegewezen met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De beslissing van de politierechter ten aanzien van het in beslag genomen geld blijft in stand en de in beslag genomen jas dient te worden geretourneerd aan aangever [benadeelde].

Vrijspraak

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bestreden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten en verzocht de verdachte integraal vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt. Op basis van het procesdossier staan de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 26 juli 2020 hebben aangevers [benadeelde] en [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal met braak uit hun auto’s. Bij de diefstal uit de auto van [benadeelde] is onder meer een zwarte Moncler jas ontvreemd. Getuige [getuige] heeft foto’s gemaakt van deze auto-inbraken. Op basis van een van deze foto’s (pagina 19 van het procesdossier) hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte herkend als degene die de auto-inbraken heeft gepleegd. Op 22 augustus 2020 is in de slaapkamer van de verdachte door verbalisanten een zwarte Moncler jas aangetroffen.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat behoedzaam dient te worden omgegaan met enkelvoudige herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit klemt te meer als deze herkenningen het meest zwaarwegende bewijsmiddel zijn om de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde te kunnen aantonen, zoals in dit geval. Factoren die de bewijskracht van dergelijke herkenningen mede bepalen zijn de mate van bekendheid met de waargenomen persoon, het aantal herkenningen, de kwaliteit van de beelden en de beschikbaarheid van bewegende beelden. Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere – meer objectieve – bewijsmiddelen, aan waarde wint.
Het hof stelt voorop niet te twijfelen aan de oprechtheid van de door de verbalisanten afgelegde verklaringen toen zij relateerden de verdachte op de hen getoonde foto te herkennen. Het hof heeft echter ter terechtzitting waargenomen dat de betreffende foto weliswaar van goede kwaliteit is, maar ook dat deze van ruime afstand is genomen, hetgeen een betrouwbare herkenning niet eenvoudiger maakt. Van bewegende beelden is geen sprake. Het gezicht van de jongen op de fiets (die de getuige [getuige] aanwees als de dader van de auto-inbraken) is op de deze foto weliswaar recht van voren te zien, maar het bevindt zich in de schaduw, waardoor de gelaatstrekken minder duidelijk zijn. Daar komt bij dat verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij de verdachte niet onmiddellijk herkent, maar eerst na nadere bestudering van de verstrekte foto. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van herkenning niet dat verbalisant [verbalisant 1] de verdachte eerder in persoon heeft ontmoet. Dit alles tezamen maakt dat het hof aan de processen-verbaal van herkenning van de verbalisanten niet die bewijskracht zal toekennen die de advocaat-generaal hieraan toekent.
Dat in de slaapkamer van de verdachte een Moncler jas is aangetroffen, maakt evenmin dat het hof ervan overtuigd is dat de verdachte verantwoordelijk is voor de auto-inbraken. De verdachte heeft verklaard dat de op 22 augustus 2020 in beslag genomen jas zijn eigendom is. Een dergelijk model Moncler jas is populair en veel voorkomend, dus dat de verdachte zelf zo’n jas in eigendom heeft, is niet zonder meer onaannemelijk. Van belang is dat aangever [benadeelde] over zijn jas heeft verklaard dat deze ten tijde van de inbraak op 26 juli 2020 onbeschadigd was. Pas nadat hem de in beslag genomen jas was getoond, verklaarde hij over een beschadiging van het elastiek bij de linkermouw. De in beslag genomen jas had echter meerdere beschadigingen, die de verdachte, daarnaar door de politie gevraagd, feilloos wist te benoemen. Dat al die beschadigingen in nog geen maand tijd zijn ontstaan, lijkt niet aannemelijk. Naar het oordeel van het hof kan gelet op bovenstaande niet genoegzaam worden vastgesteld dat de bij de verdachte aangetroffen Moncler jas de jas is die bij de auto-inbraak is ontvreemd, zodat de herkenning van de verbalisanten geen steun vinden in het aantreffen van de jas.
Tot slot acht het hof het van belang dat geen van de andere bij de auto-inbraken ontvreemde goederen bij de verdachte zijn aangetroffen, noch de fiets waarop de dader van de auto-inbraken zat, die door de getuige was gefotografeerd. Het enkele feit dat de verdachte de andere man op de foto op pagina 19 kent uit zijn straat brengt het hof niet tot een ander standpunt.
Gelet op bovenstaande is het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid de tot de overtuiging gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde auto-inbraken en vernielingen.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 4 en 5 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 en 4 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Beslissing ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen

In eerste aanleg heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken voor het thans op de gewijzigde tenlastelegging onder 3 ten laste gelegde witwassen van een bedrag van € 400,00 en gelast dat de in beslag genomen en niet teruggegeven € 400,00 dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Gelet op voornoemde vrijspraak in eerste aanleg, ligt een beslissing omtrent het in beslag genomen en niet teruggegeven geld in hoger beroep niet aan het hof voor. Wel zal het hof ten behoeve van de executie in het dictum opnemen dat het bedrag van € 400,00 dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven jas overweegt het hof als volgt. Deze jas dient gelet op de vrijspraak terug te worden gegeven aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-€ 400,00 (omschrijving: 5959198) en
-jas (omschrijving: 5959191, bruin, merk: Moncler).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.W.P. van Heusden en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 december 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]