ECLI:NL:GHAMS:2021:4348

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-002927-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door twee of meer verenigde personen met vrijspraak voor diefstal van benzine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal van benzine, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van dit feit. De zaak betreft twee tenlasteleggingen: zaak A, diefstal van diesel, en zaak B, diefstal van vleeswaren. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte in zaak A niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de diesel heeft gestolen, en heeft hem daarvan vrijgesproken. In zaak B heeft het hof echter vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte vleeswaren heeft gestolen, en heeft hem hiervoor veroordeeld. De verdachte is eerder veroordeeld voor winkeldiefstal, wat meeweegt in de strafmaat. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op vier weken, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een beslissing genomen over de in beslag genomen personenauto, die bewaard zal worden ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002927-20
datum uitspraak: 20 september 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-313072-20 (zaak A) en 13-313806-20 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van dit feit. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van dit feit.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak A:2.
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 31,69 liter Diesel (waarde 55,17 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [tankstation] (locatie [adres]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B:hij op of omstreeks 9 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere vleeswa(a)r(en) (waarden ong. 288 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak zaak A feit 2

Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 2 is tenlastegelegd. De handelingen van de verdachte en de medeverdachte zoals die blijken uit het dossier en in het bijzonder de (beschrijving van) de camerabeelden van het benzinestation roepen vraagtekens op. Daaruit kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat de verdachte, al dan niet in samenwerking met de medeverdachte, de bedoeling had de benzine niet af te rekenen. Nu overige concrete aanknopingspunten daarvoor ontbreken kan niet worden bewezen dat sprake is van wederrechtelijke toe-eigening als bedoeld in de tenlastelegging. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van zaak A feit 2.

Bewezenverklaring zaak B

Het hof leidt uit de te bezigen bewijsmiddelen af dat sprake was van een samenstel van op elkaar afgestemde gedragingen van de verdachte en de medeverdachte, voorafgaand, tijdens en volgend op het wegnemen van de in de tenlastelegging bedoelde vleeswaren. Derhalve is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de diefstal van vleeswaren. Deze diefstal is dan ook tezamen en in vereniging met een ander gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak B:hij op 9 december 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, vleeswaren (waarde ong. 288 euro), die toebehoorden aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A feit 2 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – een lagere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid vleeswaren, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel], met een aanzienlijke waarde van in totaal € 288,73. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast schade ook hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij enkel op eigen geldelijk gewin uit is geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 augustus 2021 is hij eerder meermalen ter zake van winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het feit, waaronder begrepen de aanzienlijke waarde die het vlees vertegenwoordigt, en de recidive acht het hof geen andere straf passend en geboden dan een gevangenisstraf van na te melden duur. Deze straf zal lager uitvallen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het in zaak A onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen is verklaard.

Beslag

Het hof zal, anders dan de gevorderd door de advocaat-generaal, beslissen dat de in beslag genomen personenauto waarvan de verdachte heeft verklaard dat die hem niet toebehoort wordt bewaard ten behoeve van degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het hof merkt in dit verband nog op dat uit het dossier niet blijkt dat deze, bij name genoemde, derde bekend zou zijn met het gebruik of de bestemming van het betreffende voorwerp in verband met enig strafbaar feit, dan wel dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Het hof voegt hier ten overvloede aan toe dat ook overigens geen sprake is van een situatie op grond waarvan de beslissing tot verbeurdverklaring, als gevorderd door de advocaat-generaal, aan de orde kan zijn, nu het gebruik van dit vervoermiddel in een te ver verwijderd verband staat met de in zaak B onder 2 bewezenverklaarde diefstal om de conclusie te rechtvaardigen dat deze daarmee is begaan. Voor zover en indien het beslag blijkens de kennisgeving van inbeslagneming mede betrekking heeft op het tanken zonder betalen (zaak A feit 2) geldt dat de verdachte van dit feit is vrijgesproken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto (goednummer: 5993785, merk: Jaguar X-Type, kleur: grijs, kenteken: [kenteken]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]