ECLI:NL:GHAMS:2021:4347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-002941-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal en vrijspraak van diefstal van benzine

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 december 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, was aangeklaagd voor twee feiten: winkeldiefstal van broodjes en diefstal van diesel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van diesel, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de benzine niet had afgerekend. De camerabeelden gaven onvoldoende bewijs voor de intentie tot wederrechtelijke toe-eigening. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte de broodjes had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij rekening werd gehouden met zijn recidive en de ernst van het feit. Het hof oordeelde dat winkeldiefstal een ergerlijk feit is dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerden bedrijf. De opgelegde straf viel lager uit dan door de advocaat-generaal was gevorderd, omdat het tweede feit niet bewezen was verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002941-20
datum uitspraak: 20 september 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-313070-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere (winkel)goed(eren) (broodjes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 31,69 liter Diesel (waarde 55,17 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [tankstation] (locatie [adres]), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 2

Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd. De handelingen van de verdachte en de medeverdachte zoals die blijken uit het dossier en in het bijzonder de (beschrijving van) de camerabeelden van het benzinestation roepen vraagtekens op. Daaruit kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat de verdachte, al dan niet in samenwerking met de medeverdachte, (reeds bij het tanken) de bedoeling had de benzine niet af te rekenen. Nu overige concrete aanknopingspunten daarvoor ontbreken kan niet worden bewezen dat sprake is van wederrechtelijke toe-eigening als bedoeld in de tenlastelegging. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 2.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 2 december 2020 te Amsterdam broodjes, die toebehoorden aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, onder toevoeging van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht als toepasselijk wetsartikel, het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met zijn handelswijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 augustus 2021 is hij eerder, meermalen ter zake van winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en in het bijzonder gelet op de recidive, niet met een andere straf dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf valt lager uit dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen is verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]