ECLI:NL:GHAMS:2021:4343

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-001524-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstallen en vernieling met positieve wending in leven verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, was aangeklaagd voor vier winkeldiefstallen en vernieling. De tenlastelegging omvatte diefstal van koffie en shampoo uit verschillende winkels en de vernieling van ramen bij een van deze winkels. De verdachte had eerder een drugsverslaving, maar heeft zijn leven een positieve wending gegeven en is sinds een half jaar clean. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte in overweging genomen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. In hoger beroep heeft het hof besloten om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte in overweging genomen. De verdachte is strafbaar verklaard voor de bewezen feiten, maar het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. Het arrest benadrukt de noodzaak van reclasseringstoezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001524-20
datum uitspraak: 6 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-097456-20 en 15-245807-18 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
(post)adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 september 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te Haarlem een of meerdere pak(ken) koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 1] (filiaal: [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, een of meer fles(sen) shampoo, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 2] (filiaal: [adres 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Haarlem een of meer pak(ken) koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 4] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 6 april 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ra(a)m(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 5] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 6 april 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, een of meer pak(ken) koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 5] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 februari 2020 te Haarlem pakken koffie, die toebehoorden aan het winkelbedrijf [winkel 1] (filiaal: [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 4 maart 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, flessen shampoo, die toebehoorden aan het winkelbedrijf [winkel 2] (filiaal: [adres 3] ), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 15 maart 2020 te Haarlem pakken koffie, die toebehoorden aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 4] ), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 6 april 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal opzettelijk en wederrechtelijk ramen, die aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 5] ) toebehoorden, heeft vernield;
5.
hij op 6 april 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, pakken koffie, die toebehoorden aan het winkelbedrijf [winkel 3] (filiaal: [adres 5] ), heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een proeftijd van twee jaren met als voorwaarde – kort gezegd – reclasseringstoezicht en indien de reclassering dat nodig acht een behandelplicht en een bijzondere voorwaarde met betrekking tot begeleid wonen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof opdracht zal geven aan reclassering Fivoor om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke taakstraf en daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – een meldplicht, begeleid wonen en -indien de reclassering dat nodig acht- een behandelplicht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen en daarnaast aan vernieling van twee ramen bij één van die winkels. Met zijn handelswijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkelbedrijven. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien naast schade veel hinder en overlast voor de gedupeerden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2021 is hij eerder ter zake van misdrijven, waaronder (winkel)diefstal(len) onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof neemt in het voordeel van de verdachte het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en daarvoor zijn verantwoordelijkheid genomen. Daarnaast heeft hij uitgelegd dat hij na een moeilijke periode, waarin zijn leven werd beheerst door een drugsverslaving, zijn leven een positieve wending heeft weten te geven. Hij heeft zijn verslaving sinds een half jaar het hoofd geboden, verblijft via [adres 6] (een opvang voor dak- en thuislozen) en heeft daar dagbesteding. Verder is de verdachte goed ingebed in de zorg. Hij krijgt medicatie, meldt zich wekelijks bij de Brijder en heeft regelmatig contact met zijn huisarts. Ook heeft hij goed contact met zijn kinderen en krijg hij hulp van zijn familie.
Naar het zich laat aanzien, zo overweegt het hof, heeft het leven van de verdachte een positieve wending genomen. Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken. Hernieuwde vrijheidsbeneming zal deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. Daarom zal het hof aan de verdachte in plaats van een in beginsel passend te achten onvoorwaardelijke gevangenisstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen onder het stellen van bijzondere voorwaarden. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit benadrukt en anderzijds wordt daarmee beoogd de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Omdat daarmee gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan, zal tevens een taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof ziet geen aanleiding om, als gevorderd door de advocaat-generaal, bijzondere voorwaarden met betrekking tot ambulante behandeling en begeleid wonen op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De raadsvrouw heeft zich hierbij aangesloten.
Nu blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 augustus 2021 de vordering tot tenuitvoerlegging reeds geheel is toegewezen bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 juli 2020, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zolang de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering GGZ Fivoor [plaats] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 15 mei 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2019, parketnummer 15-245807-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. F.M.D. Aardema en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 september 2021.
mr. N. van der Wijngaart en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.