In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij een verkeersongeval op 3 september 2018 in Amsterdam, waarbij hij de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade was toegebracht aan een ander. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de omstandigheden waaronder het feit is begaan in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich onttrokken heeft aan de verantwoordelijkheid die op hem rustte als verkeersdeelnemer, wat de mogelijkheden voor de benadeelde partij om schade te verhalen bemoeilijkte. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verlaten van de plaats van het ongeval en heeft de eerder opgelegde straf bevestigd, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof is toegewezen tot een bedrag van € 75,00, ter zake van materiële schade aan de fiets. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor andere schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de belangen van zowel de verdachte als de benadeelde partij in overweging hebben genomen.