Uitspraak
1.Het beklag
een onbekend gebleven persoon(hierna: beklaagde) ter zake van mishandeling.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een beklagprocedure. Het beklag was ingediend door een wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, die aangifte had gedaan van mishandeling door een onbekend gebleven persoon. Het hof ontving het klaagschrift op 5 maart 2021, gericht tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen. De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen, wat het hof in overweging nam.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 23 juni 2021 heeft de klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, het beklag toegelicht. Het hof heeft de behandeling aangehouden om nader onderzoek te laten verrichten. Op 21 december 2021 heeft de gemachtigde van klager medegedeeld dat, gezien het resultaat van het nadere onderzoek, een vervolging niet kansrijk werd geacht en het beklag niet werd gehandhaafd. De advocaat-generaal was ook aanwezig en vond geen aanleiding om zijn eerdere conclusie te herzien.
Het hof heeft vastgesteld dat de aangifte van mishandeling was gedaan door de zoon van klager tegen een onbekende dader. De politie had een verdachte gehoord, maar deze bleek niet de dader te zijn. Verdere pogingen om de dader te identificeren, inclusief het onderzoeken van bioscoopbezoekers, hebben geen bruikbaar resultaat opgeleverd. Gezien deze omstandigheden concludeerde het hof dat er geen mogelijkheid was voor vervolging en dat het beklag ongegrond was. Het hof heeft daarom het beklag afgewezen, met de mededeling dat hiertegen geen rechtsmiddel openstaat.