In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het aanbieden van ballonnen gevuld met lachgas op de openbare weg, wat in strijd is met artikel 2.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Amsterdam. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak.
Tijdens de zitting op 16 december 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De verdachte werd beschuldigd van het zich op de weg ophouden met de intentie om middelen, zoals bedoeld in de Opiumwet, te verkopen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 februari 2020 zich op de Korte Leidsedwarsstraat in Amsterdam heeft opgehouden om lachgasballonnen aan te bieden. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd waar nodig, zonder dat dit de verdediging van de verdachte heeft geschaad.
Het hof heeft geoordeeld dat het bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de APV Amsterdam. De verdachte is strafbaar bevonden, omdat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De kantonrechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 380,00 en een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de overlast die het aanbieden van lachgasballonnen met zich meebrengt, zoals samenscholing en vervuiling van de omgeving.