ECLI:NL:GHAMS:2021:4255

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
200.298.917/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van SMC Industrial B.V. met onmiddellijke voorzieningen

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 22 december 2021, wordt een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van SMC Industrial B.V. over de periode vanaf 1 januari 2018. Verzoekster, aangeduid als [A], heeft verzocht om dit onderzoek en om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van bestuurder [B] en de benoeming van een nieuwe bestuurder. De Ondernemingskamer oordeelt dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SMC te twijfelen, mede door de verstoorde verhoudingen tussen de aandeelhouders en het gebrek aan een rechtsgeldig bestuur. De Ondernemingskamer benoemt mr. A.J. Wolfs tot raadsheer-commissaris en legt de kosten van het onderzoek ten laste van SMC. De beschikking is openbaar uitgesproken en bevat ook een veroordeling van Meerlust Beheer B.V. en [B] in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.298.917/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 22 december 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. N.A. Aalbers, kantoorhoudende te Utrecht,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMC INDUSTRIAL B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEERLUST BEHEER B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
2.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. E.W. Kingma, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Hierna zal verzoekster ook als [A] worden aangeduid, verweerster als SMC en belanghebbenden ieder afzonderlijk als Meerlust en [B] en gezamenlijk als Meerlust c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
[A] heeft bij verzoekschrift met producties van 25 augustus 2021 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van SMC vanaf 1 januari 2018 en te bepalen dat de kosten van het onderzoek voor rekening van SMC komen, onder zekerheidsstelling door [B] en/of Meerlust, subsidiair onder zekerheidsstelling door Meerlust en [A] , ieder voor de helft;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure [B] te schorsen als bestuurder van SMC en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van SMC;
SMC te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Meerlust c.s. hebben bij verweerschrift met producties van 7 oktober 2021 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van [de Ondernemingskamer leest:] [A] af te wijzen en [A] te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 28 oktober 2021. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en voor wat betreft [A] onder overlegging van eerder toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Feiten

2.1
[C] (verder: SAE) is op 5 februari 2007 opgericht. SAE houdt zich onder meer bezig met de verkoop van vulkaniseerpersen en gereedschappen en materialen die in en rondom transportbandinstallaties voor met name de mijnbouwindustrie worden gebruikt.
2.2
SAE maakt onderdeel uit van de [D] . Enig aandeelhouder van SAE is [E] (verder: [E] ). Uiteindelijk belanghebbende van [E] is [F] (verder: [F] ), die woonachtig is in Canada. [E] produceert vulkaniseerpersen waarmee transportbanden kunnen worden verlengd of gerepareerd door ze onder hoge temperatuur samen te hechten.
2.3
[B] is begin 2007 bestuurder geworden van SAE. Hij was sinds 2005 werkzaam voor de [E] Group.
2.4
SMC is op 2 september 2009 opgericht door [B] , [G] en [H] . Zij zijn allen werkzaam geweest bij de [E] Group. SMC houdt zich bezig met de verkoop en levering van aan vulkaniseerpersen gelieerde producten en diensten. Bij de oprichting zijn [B] , [G] en [H] bestuurder van SMC geworden.
2.5
Artikel 24 lid 1 van de statuten van SMC luidt:

De oproeping tot een algemene vergadering van aandeelhouders geschiedt door middel van oproepingsbrieven, gericht aan de adressen van de aandeelhouders en certificaathouders zoals deze zijn vermeld in het aandeelhoudersregister, tenminste vijftien dagen, de dag van oproeping en die van vergadering niet meegerekend, voor de dag waarop de algemene vergadering wordt gehouden.
2.6
SMC neemt persen en transportbanden af van de vennootschap naar het recht van India Indura Materials Handling Private Limited (verder: Indura). [B] is bestuurder van Indura en houdt 31,49% van de aandelen in Indura.
2.7
Meerlust is opgericht op 26 februari 2010. [B] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Meerlust.
2.8
Op 3 september 2012 heeft [G] zijn aandelen aan Meerlust en [A] overgedragen, waarna [A] en Meerlust beiden 50% van de aandelen in SMC hielden. Sindsdien is [G] geen bestuurder meer van SMC.
2.9
Op 27 december 2012 zijn Meerlust Beheer en [A] – destijds nog de houdstermaatschappij van [H] – bestuurder van SMC geworden. Sindsdien zijn [B] en [H] geen bestuurder meer van SMC.
2.1
[B] is in april 2013 op staande voet ontslagen als bestuurder van SAE, omdat SMC buiten de [E] Group om dezelfde diensten leverde en dezelfde producten verkocht als SAE. Tussen SAE enerzijds en SMC en [B] anderzijds zijn na het ontslag van [B] diverse gerechtelijke procedures gevoerd, waarbij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden laatstelijk op 26 mei 2020 een eindarrest heeft gewezen en heeft geoordeeld, samengevat, dat SAE niet heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden als gevolg van het eerder door het gerechtshof vastgestelde onrechtmatig handelen c.q. handelen in strijd met verplichtingen uit hoofde van artikel 2:9 BW van SMC dan wel [B] .
2.11
[A] is per 1 januari 2016 afgetreden als bestuurder van SMC.
2.12
[H] heeft op 31 januari 2019 alle aandelen in [A] tegen betaling van een koopprijs van € 300.000 overgedragen aan Fonmar Group S.L. (verder: Fonmar), een dochtervennootschap naar Spaans recht van de [E] Group. [H] is toen afgetreden als bestuurder van [A] . [F] is sinds 31 januari 2019 enig bestuurder van [A] .
2.13
Bij e-mail van 20 maart 2019 heeft [F] aan [B] geschreven:

As a 50% shareholder in SMC I am requesting a meeting to review 2017 financials. Additionally I would like to make a formal offer to purchase your shares in SMC and INDURA.”
2.14
Op 26 april 2019 heeft Meerlust een nieuwe vennootschap opgericht, STARK Vulcanising Products B.V. (verder: STARK). Meerlust is enig aandeelhouder en enig bestuurder van STARK. Artikel 2.2. van de statuten van STARK vermeldt dat STARK onder meer ten doel heeft “
het drijven van een onderneming die zich richt op de verkoop van producten en diensten ten behoeve van de transportbanden-industrie.
2.15
Op 1 juni 2019 is Meerlust afgetreden als bestuurder van SMC.
2.16
[B] heeft [F] op 15 april 2019 bericht dat er op korte termijn een vergadering van aandeelhouders zou moeten plaatsvinden om de jaarstukken 2017 vast te stellen en hem vervolgens weer op 23 april 2019, 20 mei 2019 en 3 juni 2019 per e-mail gevraagd om een aandeelhoudersvergadering van SMC te houden over de jaarstukken 2017 en over de toekomst van SMC. Daarop heeft [F] niet gereageerd.
2.17
Bij brieven van 3 juni 2019 en 24 juli 2019 aan SMC heeft de Kamer van Koophandel geschreven dat er een nieuwe bestuurder bij SMC moet worden ingeschreven.
2.18
Op 1 november 2019 heeft [B] namens Meerlust nogmaals een e-mail aan [F] geschreven dat er op korte termijn een aandeelhoudersvergadering van SMC moet plaatsvinden, ditmaal omdat er allerlei problemen speelden met de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel. [F] heeft daarop niet gereageerd.
2.19
Bij brief van 2 juni 2020 heeft [B] namens Meerlust [A] opgeroepen voor een buitengewone aandeelhoudersvergadering van SMC op 18 juni 2020. [B] heeft deze oproep tevens per e-mail aan [F] gestuurd.
2.2
Op 18 juni 2020 heeft een videovergadering tussen Meerlust ( [B] ) en [A] ( [F] ) plaatsgevonden. In de vergadering is gesproken over het voorstel om tot ontbinding van SMC over te gaan en over het voorstel tot benoeming van een bestuurder bij SMC. [B] en [F] hebben geen overeenstemming bereikt over deze voorstellen.
2.21
In verband met de mogelijkheid van een overname van de aandelen van Meerlust in SMC door [F] is een overleg gepland door [B] en [F] op 23 juni 2020. [F] is niet bij het overleg verschenen. Zijn secretaresse meldde dat [F] niet zou verschijnen en dat hij voor een eventueel overleg eerst bepaalde stukken wenste te krijgen. Bij e-mail van 27 juni 2020 heeft [F] informatie opgevraagd bij [B] die hij wenst te ontvangen, te weten:
“1. Tax Returns for SMC for the 2017, 2018 and 2019.
2. Copy of all monthly bank statements for those years.
3. Copy of income and balance sheet for those years.
4. List of all sales by customer and product for those years.
5. Copy of all purchase orders by SMC to vendors.
6. Copy of his Directors agreement or compensation agreement.
7. Copy of all expense reports submitted by [B] for last 3 years.
8. Report on disbursement of funds from building sale.
9. Copy of all distribution agreements or contracts.
10. Copy of any sales materials or presentation materials.
2.22
Bij brief van 10 juli 2020 heeft [B] namens Meerlust [A] te Drachten opgeroepen voor een aandeelhoudersvergadering van SMC op 24 juli 2020. De brief vermeldt dat het doel van de vergadering is om [B] als bestuurder aan te stellen met als opdracht om SMC te ontbinden en de jaarcijfers 2017, 2018 en 2019 vast te stellen. De brief is niet ook per e-mail aan [F] gestuurd. [A] ( [F] ) is niet op de vergadering verschenen. De notulen van de aandeelhoudersvergadering van 24 juli 2021 vermelden onder meer dat [B] als bestuurder van SMC is benoemd en dat de jaarrekeningen over 2017 en 2018 zijn vastgesteld.
2.23
De inschrijving van SMC in de Kamer van Koophandel vermeldt dat [B] per 27 juli 2020 als enig bestuurder van SMC is geregistreerd.
2.24
Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft mr. B. Duijs, kantoorgenoot van mr. Aalbers, namens [A] [B] verzocht afschriften van de getekende jaarstukken over de jaren 2016 tot en met 2019 toe te sturen. Daarop heeft [B] op 22 oktober 2020 onder meer geschreven:

De jaarrekeningen van 2017 en 2018 heeft de heer [F] al in zijn bezit. Deze zijn hem in 2019 en dit jaar toegestuurd. De cijfers van 2019 zijn hem recentelijk ook per post toegestuurd. Voor de zekerheid heb ik deze alsnog bijgesloten. De cijfers van 2017 en 2018 zijn in de AVA vastgesteld. Zie bijgesloten getekende notulen.
2.25
Op 9 november 2020 heeft [A] Meerlust, [B] en SMC in kort geding gedagvaard. Bij kort geding vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 26 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter [B] geschorst als tijdelijk bestuurder van SMC totdat de Ondernemingskamer in een te starten procedure anders beslist dan wel, indien geen enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer wordt gestart, voor de duur van zes maanden, ingaande de datum van dat vonnis.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SMC en dat de toestand van de vennootschap vereist dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft [A] – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
De verhouding tussen [A] ( [F] ) en Meerlust ( [B] ) is ernstig verstoord met als gevolg dat een constructief overleg niet langer mogelijk is. Er is sprake van een impasse in de besluitvorming binnen de aandeelhoudersvergadering van SMC over de invulling van het bestuur en over het voorstel tot ontbinding van de vennootschap over te gaan. Ook in het bestuur is er sprake van een impasse, omdat de ingeschreven bestuurder door de kortgedingrechter is geschorst.
Op 10 juli 2020 heeft [B] een poging ondernomen om een aandeelhoudersvergadering uit te schrijven, maar dat heeft niet geresulteerd in een rechtsgeldige aandeelhoudersvergadering. Oproeping van [A] voor de aandeelhoudersvergadering van 24 juli 2020 heeft niet plaatsgevonden met inachtneming van de statutaire oproepingstermijn van tenminste 15 dagen. [A] was niet bij de vergadering aanwezig, omdat zij de oproeping niet had ontvangen. De benoeming van [B] als bestuurder van SMC per 24 juli 2020 en de vaststelling van de jaarrekeningen over 2017 en 2018 zijn daarom niet rechtsgeldig tot stand gekomen. Ook zijn de jaarrekeningen niet gedeponeerd.
Aan [A] wordt informatie onthouden over de algehele stand van zaken van SMC en [B] weigert informatie te verschaffen over het tijdens zijn bestuursperiode van 2013 tot 1 juni 2019 gevoerde beleid, ondanks verzoeken van [A] daartoe. In dat kader wordt door [A] onder meer verwezen naar haar e-mails van 20 maart 2019 en 27 juni 2020 en de vergadering van 18 juni 2020, waarin [A] om informatie heeft verzocht.
Meerlust ( [B] ) heeft activa en activiteiten van SMC overgeheveld naar STARK. De domeinnaam van smcindustrial.com staat te koop, potentiële klanten kunnen SMC niet meer via die website bereiken en STARK staat ingeschreven op hetzelfde adres als SMC. De huurovereenkomst met betrekking tot het vestigingsadres van SMC te Leeuwarden lijkt te zijn overgedragen van SMC naar STARK. STARK en SMC verrichten dezelfde activiteiten en verkopen dezelfde producten. De werkwijze van [B] waarbij hij een vennootschap “leeghaalt” en vervolgens met een andere vennootschap concurrerende activiteiten ontplooit is niet nieuw. [B] heeft dit eerder gedaan bij SAE, waarvan [B] toentertijd bestuurder was, en bij Indura waarvan [B] een van de bestuurders is.
3.2
Meerlust c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de door [A] aangevoerde bezwaren. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op het verweer ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt.
3.4
Meerlust c.s. hebben bij pleidooi aangevoerd dat [A] geen rechtens te respecteren belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW bij een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van SMC. Zij wijzen erop dat het [A] met het enquêteverzoek slechts te doen is om Meerlust c.s. “
in een wurggreep te houden door onophoudelijk door te blijven gaan met procedures.
3.5
De Ondernemingskamer volgt Meerlust c.s. niet in dit betoog. De door [A] aan haar verzoek ten grondslag gelegde bezwaren betreffen (ook) het functioneren van (de organen van) de vennootschap en de wijze waarop Meerlust c.s. omgaan met de belangen van [A] als aandeelhouder van SMC. Het is evident dat tussen partijen ook andere geschillen bestaan, maar dat betekent niet dat [A] niet in haar verzoek kan worden ontvangen. Ook het feit dat [A] zich na de aandelenoverdracht gedurende langere tijd niet lijkt te hebben bekommerd om het lot van SMC maakt niet dat zij geen belang meer kan hebben bij het onderhavige verzoek. Uit het voorgaande volgt dat [A] ontvankelijk is in haar verzoek. De Ondernemingskamer zal dit verzoek dan ook inhoudelijk beoordelen.
3.6
De Ondernemingskamer is van oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid
en een juiste gang van zaken van SMC te twijfelen en legt hierna uit waarom.
3.7
De persoonlijke verhoudingen tussen [F] en [B] zijn ernstig verstoord. Zij maken elkaar over en weer verwijten en zijn sinds 2013 via aan hen gelieerde vennootschappen verwikkeld in allerlei juridische procedures. Die verstoorde persoonlijke verhouding is van invloed op het beleid en de gang van zaken van SMC. De jaarlijks te houden aandeelhoudersvergadering wordt niet altijd (tijdig) bijeengeroepen en gehouden en de jaarrekeningen, waaronder in elk geval die over 2017 en 2018, zijn niet steeds (tijdig) vastgesteld en gedeponeerd. Ook wordt er niet voorzien in het bestuur door de algemene vergadering (zie 3.8), terwijl SMC sinds 1 juni 2019 geen bestuurder heeft. Beide (indirect) aandeelhouders waren bereid het bestuur op zich te nemen, maar geen van beiden ging akkoord met het voorstel van de ander. Besluitvorming bleek daarom niet mogelijk. Gelet op de moeizame verstandhouding tussen partijen bestaat er geen concreet uitzicht op doorbreking van deze situatie. Deze patstelling in de algemene vergadering wordt door partijen onderkend. Zij verschillen wel van mening over het antwoord op de vraag aan wie dit te wijten is, maar zijn het in essentie eens over die conclusie.
3.8
Partijen verschillen verder van mening of de benoeming van [B] als bestuurder van SMC op de aandeelhoudersvergadering van 24 juli 2020 rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De Ondernemingskamer stelt vast dat de oproepingsbrief is gedateerd op 10 juli 2020 zodat niet is voldaan aan de volgens artikel 24 lid 1 van de statuten in acht te nemen termijn van 15 dagen. Wat daar verder van zij, feit is dat [B] nu is geschorst (rov. 2.25) en SMC dus geen bestuur heeft. De Ondernemingskamer ziet gelet op de gang van zaken die tot die schorsing heeft geleid, op dit moment geen aanleiding die schorsing op te heffen.
3.9
Daarnaast roepen de oprichting van STARK en de aard van haar activiteiten vragen op. Uit de overgelegde stukken en de over en weer door partijen ingenomen stellingen volgt dat de activiteiten van SMC feitelijk zijn stilgevallen, met dien verstande dat het erop lijkt dat die activiteiten zijn voortgezet door en voor rekening van STARK, van wie Meerlust enig aandeelhouder en enig bestuurder is. STARK ontplooit immers activiteiten die (nagenoeg) hetzelfde zijn als de activiteiten van SMC, betrekt haar producten evenals SMC dat deed uit India, zoals ter zitting is verklaard, is gevestigd op hetzelfde adres als SMC in Leeuwarden en huurt hetzelfde pand als SMC. Dit alles wijst erop dat Meerlust c.s. met STARK SMC daadwerkelijk concurrentie aan doen, dan wel doende zijn aan SMC toekomende zakelijke kansen buiten SMC om te benutten. Als dat waar is, laten Meerlust c.s. daarmee ten onrechte hun eigen belangen en die van STARK prevaleren boven het belang van SMC.
3.1
Op grond van artikel 2:8 BW moeten de vennootschap en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Uit deze regel vloeit onder meer voort dat de vennootschap zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. Dat brengt in dit geval mee dat Meerlust/ [B] als bestuurder van SMC tot 1 juni 2019 jegens [A] als aandeelhouder, die sinds 1 januari 2016 geen deel meer uitmaakte van het bestuur, ruimhartig openheid van zaken moet verschaffen met betrekking tot het reilen en zeilen van SMC in die periode. Dit geldt te meer als – zoals hiervoor in 3.9 is overwogen – mogelijk sprake is van tegenstrijdige belangen. [B] heeft die ruimhartigheid niet betracht, heeft geen openheid van zaken gegeven, onder andere omtrent de gang van zaken met betrekking tot STARK. Meerlust c.s. heeft de terughoudendheid in de informatieverstrekking toegelicht door te benadrukken dat [A] ( [F] ) actief is in dezelfde branche. Het merendeel van de door [A] gevraagde informatie ziet echter op het (verdere) verleden en op de interne (financiële) verantwoording van SMC. Het door Meerlust c.s. gestelde kan daarom geen voldoende zwaarwegende grond opleveren om die informatie niet aan [A] te verschaffen.
3.11
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer levert wat hiervoor is vermeld onder 3.7 tot en met 3.10, mede in onderling verband en samenhang bezien, gegronde redenen op om te twijfelen aan juist beleid en een juiste gang van zaken van SMC, die een onderzoek rechtvaardigen. Zij zal een onderzoek bevelen over de periode vanaf 1 januari 2018. Mochten zich naar het oordeel van de onderzoeker in de jaren vóór 2018 feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die licht kunnen werpen op het beleid en de gang van zaken van SMC vanaf 2018, dan kunnen die vanzelfsprekend in het onderzoek worden betrokken.
3.12
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van SMC zoals die blijkt uit de voorgaande overwegingen noopt tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. Zij zal een nader aan te wijzen persoon benoemen tot bestuurder bij SMC. De schorsing van [B] als bestuurder blijft in stand, zoals de Ondernemingskamer al in 3.8 heeft overwogen. Voor alle duidelijkheid zal de Ondernemingskamer ook zelf nogmaals de schorsing uitspreken. De te benoemen bestuurder mag het mede tot zijn of haar taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.13
[A] heeft aangevoerd dat SMC mogelijk niet in staat is om het door haar verzochte onderzoek en de door de Ondernemingskamer aan te wijzen functionaris(sen) te betalen en dat in dat geval [B] en/of Meerlust de kosten van het onderzoek dienen te financieren. Meerlust c.s. hebben naar voren gebracht dat SMC “leeg” is en dat Meerlust c.s. niet bereid zijn om bij te dragen aan de kosten van het onderzoek en van de door de Ondernemingskamer aan te wijzen functionaris(sen). Naar het oordeel van de Ondernemingskamer staat niet op voorhand vast dat SMC over onvoldoende financiële middelen beschikt om de kosten van het onderzoek en de na te noemen door de Ondernemingskamer aan te wijzen functionaris te betalen. Daarbij komt dat [A] ter zitting heeft meegedeeld bereid te zijn de kosten van het onderzoek en de door de Ondernemingskamer aan te wijzen functionaris(sen) voor te schieten. De Ondernemingskamer ziet dan ook geen reden om af te zien van het gelasten van een onderzoek en het treffen van de na te noemen onmiddellijke voorzieningen.
3.14
Ten overvloede overweegt de Ondernemingskamer dat de onderzoeker of de bestuurder zo nodig de Ondernemingskamer op basis van artikel 2:351 lid 2 BW kan verzoeken hem of haar te machtigen tot het raadplegen van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers en het zich doen tonen van de bezittingen van STARK.
3.15
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.16
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder voor rekening brengen van SMC.
3.17
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten niet aanstonds vaststellen. De Ondernemingskamer zal de onderzoeker vragen om binnen twee maanden na de datum van de beschikking waarin de onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de begroting en vervolgens het bedrag vaststellen dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.
3.18
De Ondernemingskamer zal Meerlust c.s. als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van SMC Industrial B.V. over de periode vanaf 1 januari 2018;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon om het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in 3.17 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van SMC Industrial B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van zijn of haar werkzaamheden zekerheid moet stellen;
benoemt mr. A.J. Wolfs tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst [B] , voor zover hij op 24 juli 2021 rechtsgeldig als bestuurder van SMC Industrial B.V. is aangewezen, bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van de procedure;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure - voor zover nodig in afwijking van de statuten - een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van SMC Industrial B.V.;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze bestuurder voor rekening komen van SMC Industrial B.V. en bepaalt dat SMC Industrial B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van zijn of haar werkzaamheden;
veroordeelt Meerlust Beheer B.V., en [B] hoofdelijk in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van [A] B.V. begroot op € 4.114;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en drs. A.G. Thomassen RT REP, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021.