ECLI:NL:GHAMS:2021:4252

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
23-001154-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openlijke geweldpleging door een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte twee incidenten: de eerste op 18 januari 2021 in Haarlem, waar de verdachte samen met anderen een telefoon heeft gestolen van een slachtoffer, en de tweede op 1 december 2020 in Hoofddorp, waar hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen een ander slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 september 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en heeft de eerdere vrijspraak van de kinderrechter voor het primair tenlastegelegde vernietigd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging en het tweede feit. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 50 dagen jeugddetentie. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [benadeelde 1] voor materiële en immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde feit jegens haar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001154-21
datum uitspraak: 30 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 22 april 2021 in de strafzaken onder parketnummer 15-017753-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk iphone 11), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] - bij zijn bodywarmer vast te pakken en/of die bodywarmer over zijn hoofd te trekken en/of - (terwijl hij op de grond lag) (meermalen) te slaan en/of te stompen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam en/of - (meermalen) te schoppen tegen het lichaam en/of - aan de haren te trekken en/of - te zeggen: "Je mag nu heel blij zijn dat ik niet drie kankerkogels door je kankerkop schiet".
subsidiair
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer openlijk, te weten op/aan het [adres 3], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde 1] door die [benadeelde 1] - bij zijn bodywarmer vast te pakken en/of die bodywarmer over zijn hoofd te trekken en/of - (terwijl hij op de grond lag) (meermalen) te slaan en/of te stompen op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam en/of - (meermalen) te schoppen tegen het lichaam en/of - aan de haren te trekken
en/of
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk Iphone 11), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 1 december 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer openlijk, te weten op/aan het [adres 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en) te weten [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] door die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] - meermalen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te slaan (tengevolge waarvan die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] ten val is gekomen) en/of - meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te duwen (tengevolge waarvan die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] ten val is gekomen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2

De raadsvrouw heeft een integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is dat de verdachte heeft deelgenomen aan de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging en dat hij geen significante bijdrage heeft geleverd aan het onder 2 tenlastegelegde geweld, nu hij juist heeft getracht het gewelds-incident tot bedaren te brengen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 - 18 januari 2021
Naar het oordeel van het hof kan op basis van het dossier worden vastgesteld dat sprake is geweest van openlijke geweldpleging waaraan de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd. Het hof heeft in het bijzonder geen reden te twijfelen aan de glasheldere verklaring van de aangever dat de verdachte – nadat deze zich kort na aanvang van het geweldsincident had gevoegd bij de medeverdachten – de aangever meermalen heeft geschopt waardoor hij ten val kwam, om hem vervolgens aan zijn haren omhoog te trekken, en hem op zijn oor heeft gestompt.
Feit 2 - 1 december 2020
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen – waaronder de verklaring van de aangever, het proces-verbaal van de camerabeelden van de [winkel] waar het incident zich afspeelde, en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg – kan worden afgeleid dat de verdachte aan de openlijke geweldpleging een significante bijdrage heeft geleverd. Het was de verdachte die het initiatief nam tot de confrontatie met het slachtoffer door, met in zijn kielzog de twee medeverdachten, op de aangever af te lopen en tegen diens winkelwagen te duwen. Direct daarna heeft een van de medeverdachten met een vuist in het gezicht van de aangever geslagen. De groep, waaronder de verdachte, is vervolgens om de aangever heen gaan staan, waarna de verdachte de aangever meermalen met kracht omver heeft geduwd/gegooid, waarbij hij tevens dreigende taal heeft geuit. Het hof acht geenszins aannemelijk dat de verdachte de boel heeft willen sussen.
Op basis van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat het hof de verdachte vrijspreekt van de onder 2 tenlastegelegde geweldpleging jegens [benadeelde 2], nu het hof die geweldpleging jegens haar als een losstaand incident beschouwt en uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte hierbij op enigerlei wijze betrokken is geweest.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.subsidiair
hij op 18 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, openlijk, te weten op het [adres 3], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] door die [benadeelde 1]
- meermalen te slaan en te stompen tegen het hoofd en
- meermalen te schoppen tegen het lichaam en
- aan de haren te trekken
2.
hij op 1 december 2020 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, openlijk, te weten op het [adres 2], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door die [slachtoffer]
- meermalen in het gezicht en op het hoofd te slaan en
- meermalen tegen het lichaam te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht in de straftoemeting rekening te houden met de omstandigheden waaronder de verdachte zijn voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft de raadsvrouw het hof verzocht een taakstraf van niet langer dan 40 uur met een proeftijd van één jaar op te leggen, zodat de verdachte in de toekomst nog in aanmerking kan komen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee forse openlijke geweldplegingen. Slachtoffer [benadeelde 1] is in de val gelokt, van achteren aangevallen en in een 3-tegen-1-situatie in elkaar geslagen. Hij werd geïntimideerd en uitgescholden en heeft zichtbaar letsel opgelopen. Het slachtoffer was bang en zag nog maar één uitweg: in een sloot springen om aan de overkant een geluidswal over te klimmen, vol met prikkelbosjes. Slachtoffer [slachtoffer] is eveneens in een 3-tegen-1-situatie in elkaar geslagen, waarbij de verdachte de confrontatie heeft geïnitieerd. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daar komt bij dat het geweld bij beide feiten plaatsvond op een openbare plek, waar andere personen getuige van zijn geweest. Dergelijk zinloos geweld veroorzaakt niet alleen pijn, maar brengt ook gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en omstanders in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen teweeg.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte weinig openheid willen geven over zijn handelen. Het baart het hof zorgen dat de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid neemt voor de geweldsincidenten.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op hetgeen overigens ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, onder meer verwoord door de ter terechtzitting aanwezige vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en van de Jeugdreclassering. Daaruit is naar voren gekomen dat de verdachte door het volgen van een training bij de Hoofdtrainer in korte tijd een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De Raad heeft daarom geadviseerd een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met een proeftijd van één jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte de training bij de Hoofdtrainer blijft volgen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 augustus 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof heeft daarom gekeken naar de straf die bij openlijke geweldpleging tegen personen pleegt te worden opgelegd bij zogenaamde ‘first offenders’ in jeugdzaken, welke straf zijn weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten Jeugd zoals opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het hof ziet geen aanleiding de straf te beperken op de wijze die de raadsvrouw heeft voorgesteld.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof zal, gelet op de zorgen als hierboven vermeld, de proeftijd bepalen op twee jaar. Het is dan aan de jeugdreclassering te bezien hoe lang de verdachte nog begeleiding nodig heeft.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.744,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.807,27, bestaande uit € 807,27 aan materiële schade en
€ 1.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft mitsdien in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft toewijzing van de vordering zoals in eerste aanleg gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair gelet op de bepleite vrijspraak, subsidiair op de grond dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Het hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot de materiële schade heeft het hof, voor zover in hoger beroep aan de orde, te beslissen op de volgende posten:
- Trainingspak en bodywarmer: € 246,81;
- Schoenen: 99,99;
- Airpods kapot: € 129;
- Medische kosten: € 31,47;
- Verlies arbeidsvermogen: € 300.
Het hof is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 387,27 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. Dit betreft de schade aan het trainingspak, de schoenen, de Airpods en de gemaakte medische kosten. De bodywarmer (€ 120) komt naar het oordeel van het hof niet voor vergoeding in aanmerking, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het eerste tenlastegelegde gedachtestreepje (het vastpakken en/of het over het hoofd van het slachtoffer trekken van de bodywarmer).
Voor zover de vordering ziet op het verlies van arbeidsvermogen – door de kinderrechter toegewezen tot een bedrag van € 300 –, is het hof van oordeel dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op de gebrekkige onderbouwing van deze post en de betwisting daarvan door de raadsvrouw in hoger beroep.
Het hof komt, evenals de kinderrechter, een vergoeding voor de gestelde immateriële schade van € 1.000 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.348,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen ten aanzien van [benadeelde 2], waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
50 (vijftig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal blijven meewerken aan de training van de Hoofdtrainer en deze zal afronden, dan wel aan een andere door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte training zal meewerken en deze zal afronden.
Geeft opdracht aan De Jeugd- & Gezinsbeschermers tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.387,27 (duizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenentwintig cent)bestaande uit € 387,27 (driehonderdzevenentachtig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de
verplichtingop om
aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag
te betalenvan
€ 1.387,27(duizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 387,27 (driehonderdzevenentachtig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop
0 (nul)dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de
aanvangsdatumvan de
wettelijke rentevoor de materiële en de immateriële schade op
18 januari 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.M. Kengen en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2021.
Mrs. A.M. Kengen en I.M.A. Hinfelaar zijn buiten staat dit arrest te mede ondertekenen.
=========================================================================
[…]