ECLI:NL:GHAMS:2021:4251

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
23-001096-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belediging en bewezenverklaring van mishandeling in asielzoekerscentrum

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2004, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor belediging en mishandeling. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: in zaak A werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk beledigen van een ambtenaar door met een bebloed doekje naar deze ambtenaar te gooien, en in zaak B van mishandeling van een beveiliger in het asielzoekerscentrum waar hij verbleef. Het hof heeft de verdachte in zaak A vrijgesproken, oordelend dat het gooien van het doekje in de context van het geval niet als belediging kan worden beschouwd. In zaak B heeft het hof echter vastgesteld dat de verdachte de beveiliger in het gezicht heeft gekrabd, wat wel als mishandeling wordt gekwalificeerd. Het hof heeft de eerdere straf van de kinderrechter vernietigd en een werkstraf van 25 uur opgelegd, met daarnaast 12 dagen jeugddetentie, waarbij rekening is gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De benadeelde partij, de beveiliger, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de belediging in zaak A.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001096-21
datum uitspraak: 30 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 15 april 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-001700-21 (zaak A) en 15-024100-21 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2004,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Den Helder opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door met een bebloed doekje in het gezicht van die [benadeelde] te gooien;
zaak B:
hij op of omstreeks 26 januari 2021 te Den Helder [slachtoffer] [werkzaam als beveiliger bij de opvanglocatie van het Asielzoekerscentrum] heeft mishandeld door hem een of meermalen tegen het lichaam te slaan/stompen/schoppen/trappen en/of in het gezicht te slaan/krabben;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de kinderrechter..

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat het gooien naar een persoon van een doekje met bloedvlekken die kennelijk afkomstig waren van een wond van een huisgenoot van de verdachte uit het asielzoekerscentrum, in de context van het onderhavige geval niet als een belediging kan worden beschouwd.
Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 januari 2021 te Den Helder [slachtoffer] , werkzaam als beveiliger bij de opvanglocatie van het Asielzoekerscentrum, heeft mishandeld door hem in het gezicht te krabben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek (van drie dagen) overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van drie dagen voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een bewaker van het asielzoekerscentrum waar de verdachte verbleef, door hem in het gezicht te krabben. Het slachtoffer heeft hierdoor een nare kras in zijn gezicht opgelopen. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte aan, te meer omdat het slachtoffer bezig was met de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Het hof ziet evenwel aanleiding een andere straf op te leggen dan de kinderrechter in eerste aanleg. Daartoe is het volgende redengevend.
In hoger beroep heeft mw. [naam] van de Raad voor de Kinderbescherming, regio [regio] (hierna: de Raad) in haar adviesrapport van 1 september 2021 medegedeeld dat een voorwaardelijke jeugddetentie niet passend is omdat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft laten zien en inmiddels in [plaats] ( [regio] ) woont, waar mogelijkheden zijn minderjarige vreemdelingen een werkstraf te laten uitvoeren. De Raad adviseert dan ook een (geheel voorwaardelijke) werkstraf op te leggen.
Het hof zoekt aansluiting bij het advies van de Raad en merkt daarbij op dat de verdachte reeds (in ander verband) is gestart met de leerstraf Tools4U. Het hof acht het van groot belang dat de verdachte deze leerstraf (met goed gevolg) afrondt, zodat hij ter voorkoming van recidive de juiste vaardigheden aangeleerd krijgt. Bovendien is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de verdachte goed Nederlands spreekt, zodat het uitvoeren van een werkstraf tot de mogelijkheden behoort.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. . De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak A bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-001700-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-024100-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
15 (vijftien)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M. van Woensel en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2021.
Mrs. A.M. Kengen en I.M.A. Hinfelaar zijn buiten staat dit arrest te mede ondertekenen.
=========================================================================
[…]