ECLI:NL:GHAMS:2021:4249
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake jeugddetentie en aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juni 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever door hem bij de keel te grijpen. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaar had gevorderd.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 oktober 2021 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen gehoord. Er was onduidelijkheid over de intensiteit en duur van de greep van de verdachte op de keel van de aangever. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever en de getuige tegenstrijdig waren en dat de tijdsindicaties van kinderen minder betrouwbaar zijn. Hierdoor kon het hof niet vaststellen of de greep van de verdachte daadwerkelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken.
Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met de opmerking dat de gronden voor de bewezenverklaring zijn verbeterd en aangevuld. De enkele vaststelling van uitwendige bloeduitstortingen in de nek van de aangever was volgens het hof onvoldoende om de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel te onderbouwen. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de rechters D. Radder, A.M. Kengen en S.C.C. Hes-Bakkeren aanwezig waren, en griffier W. Albers het proces verbaal heeft opgemaakt.