ECLI:NL:GHAMS:2021:4249

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
23-001872-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake jeugddetentie en aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juni 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever door hem bij de keel te grijpen. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter, waarbij de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaar had gevorderd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 oktober 2021 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen gehoord. Er was onduidelijkheid over de intensiteit en duur van de greep van de verdachte op de keel van de aangever. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever en de getuige tegenstrijdig waren en dat de tijdsindicaties van kinderen minder betrouwbaar zijn. Hierdoor kon het hof niet vaststellen of de greep van de verdachte daadwerkelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had kunnen veroorzaken.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met de opmerking dat de gronden voor de bewezenverklaring zijn verbeterd en aangevuld. De enkele vaststelling van uitwendige bloeduitstortingen in de nek van de aangever was volgens het hof onvoldoende om de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel te onderbouwen. Het arrest is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de rechters D. Radder, A.M. Kengen en S.C.C. Hes-Bakkeren aanwezig waren, en griffier W. Albers het proces verbaal heeft opgemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001872-21
datum uitspraak: 4 november 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer
13-094302-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2006,
adres: [adres], thans gedetineerd in.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de gronden voor de bewezenverklaring als volgt verbetert en aanvult.
Naar het oordeel van het hof is op basis van de stukken in het dossier niet objectief vast te stellen wat de intensiteit en de duur van de greep van de verdachte op de keel van de aangever is geweest. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de aangever en de getuige uiteenlopend verklaren over de vermeende duur van die greep. Bovendien geldt naar algemene ervaringsregels, dat tijdsindicaties gegeven door kinderen van de leeftijd van de aangever en de getuige het risico in zich dragen minder betrouwbaar te zijn, omdat het besef van tijd bij hen, meer dan bij volwassenen, veelal ontbreekt.
Gelet hierop kan het hof niet vaststellen of de greep van de verdachte op de keel van aangever de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ten gevolg had kunnen hebben. De enkele objectief vast te stellen omstandigheid dat sprake was van uitwendige bloeduitstortingen in de nek van de aangever is daarvoor naar het oordeel van het hof onvoldoende.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.M. Kengen en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren,
in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2021.
Mrs. D. Radder en S.C.C. Hes-Bakkeren zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]