Op 9 december 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 oktober 2020 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1992, die werd beschuldigd van opzetheling. De feiten vonden plaats in de periode van 10 mei 2020 tot en met 6 september 2020 in Zaandam, gemeente Zaanstad. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing in een andere zaak, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor het deel dat aan het oordeel van het hof was onderworpen. Het hof heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde strafbaar is en heeft de verdachte als strafbaar gekwalificeerd, maar heeft geen straf of maatregel opgelegd.
Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade van € 250,00 vorderde, toegewezen. De benadeelde partij werd voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, wat betekent dat zij deze vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal vijf dagen, maar deze verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer blijft bestaan. De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade is vastgesteld op 6 september 2020. Tot slot is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak.