Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.BUKOM SERVICE B.V.,gevestigd te Heerhugowaard,
BUKOM TRADING B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Bukom Trading houdt zich bezig met overige specialistische zakelijke dienstverlening en beheer onroerend goed.
Uit sample Bukom 2 blijkt dat de daadwerkelijke opbrengst is 565 tegen een te verwachten opbrengst van 547.
3.Beoordeling
a. € 467.732,44 wegens schadevergoeding, althans een schadevergoeding nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 12 oktober 2017;
c. de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
[X] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gesteld dat het door Bukom geleverde afvalproduct niet conform de koopovereenkomst was (omdat het percentage glycerineconcentraat minder dan 30% was, zich crimidine in de afvalstroom bevond en de afvalstroom bovendien een laag vlampunt had) en dat zij door deze tekortkoming schade heeft geleden. Over die schade heeft zij gesteld dat nadat 23 van 25 IBC’s in het biovergistingssysteem waren ingebracht, de gasproductie volledig tot stilstand is gekomen. [X] becijfert haar schade op € 452.460,00 aan misgelopen gasopbrengsten en € 15.272,44 aan bijkomende schade.
Onder 5.2 van het zelfde rapport wordt opgemerkt dat er geen reden is om aan te nemen dat het glycerine zelf een giftige werking uitoefende en dat het onwaarschijnlijk is dat het stoppen van de gasproductie het gevolg is van de dosering van het glycerine zelf. Ook hierbij heeft Royal HaskoningDHV rekening gehouden met verdunning van een factor 130. In de conclusies van het rapport, onder zes, is opgenomen dat van de afvalstroom van Bukom c.s. is aangetoond dat het sterk remmend werkt op de methaan productie en dat deze remming verdere ophoping van vluchtige organische zuren (FOS) kan verklaren. Onder 5.1 van het rapport is echter opgenomen dat de stijging in de hoge zuurconcentraties van 5,5 – 6 g/l tot circa 16 g/l sterker is dan alleen op basis van de dosering van de afvalstroom van Bukom c.s. kan worden verklaard.
Uit onderzoeksrapport 5 volgt dat de inhoud van drie onderzochte IBC’s een laag vlampunt had. Bukom c.s. heeft betwist dat de onderzochte IBC’s de door haar geleverde afvalstroom bevatte. Aangezien [X] echter niet heeft gesteld in hoeverre het lage vlampunt de stilstand van de gasproductie tot gevolg heeft gehad, kan dat verder in het midden blijven.
nietde stilstand van de biovergistingsinstallatie van [X] heeft veroorzaakt. De argumenten die zij daarvoor aanvoert kunnen die conclusie echter niet dragen.
nietde stilstand van de biovergistingsinstallatie kan verklaren. Op welk tijdstip die afvalstroom volgens het Excel-bestand is ingevoerd, is dan irrelevant voor het aantonen van causaal verband.