ECLI:NL:GHAMS:2021:4091
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidenten ex artikelen 234 en 235 Rv betreffende uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een vonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over incidenten die betrekking hebben op de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.N.T. van der Linden, heeft hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. E.C. Kerkhoven, heeft in het incident ex artikel 234 Rv gevorderd dat het bestreden vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank had in haar eerdere vonnis geen gemotiveerde beslissing gegeven over de uitvoerbaarheid bij voorraad, wat aanleiding gaf tot deze procedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de belangenafweging in het voordeel van de geïntimeerde moet uitvallen, gezien zijn leeftijd en de vrees dat de procedure in hoger beroep jaren kan duren. De appellant heeft verweer gevoerd en een voorwaardelijke vordering tot zekerheidstelling ingediend, maar het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende onderbouwd had dat er sprake was van restitutierisico of verhaalsmoeilijkheden aan de zijde van de geïntimeerde. Het hof heeft de incidentele vordering van de geïntimeerde tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad toegewezen en de vordering van de appellant tot zekerheidstelling afgewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die naar de rol van 1 februari 2022 is verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door de appellant.