In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], die geld wenste te lenen van Jamiti B.V., en Jamiti B.V., de geldverstrekker. De appellant heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen werden afgewezen. De appellant had een lening van € 1.350.000,- aangevraagd, maar de lening is nooit verstrekt. De appellant heeft wel bedragen van € 10.125,- aan Jamiti betaald, die hij nu terugvordert. De rechtbank heeft geoordeeld dat Jamiti niet verplicht was om de lening te verstrekken, omdat de appellant geen zekerheid had gesteld. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de appellant niet kan aantonen dat hij recht heeft op de lening of dat Jamiti tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof concludeert dat de appellant de verplichting om rente te betalen ook had moeten begrijpen, zelfs als de lening niet doorging. De vordering van de appellant wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.