Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
‘(…) Werknemers blijven in aanmerking komen voor de toeslag uit de toeslagregeling Zwitserleven (FAR). Bij SNS REAAL zal deze worden opgeteld bij de pensioentoeslag die hierboven wordt beschreven, voor zover deze niet kan worden aangewend voor extra pensioenopbouw in de Zwitserleven regeling. Het totale bedrag wordt ‘pensioentoeslag’ genoemd en wordt maandelijks uitgekeerd, ook over vakantiegeld en 13e maand (dus in 13,96 termijnen) (…).’
het aan Werknemer laatstelijk uitgekeerde bruto maandbedrag, als honorering voor de uitoefening van zijn Functie, exclusief vakantietoeslag en dertiende maand (…).’ Het jaarsalaris is gedefinieerd als ‘
twaalf maal het Maandsalaris’. Het jaarinkomen is gedefinieerd als ‘
het Jaarsalaris vermeerderd met vakantietoeslag en dertiende maand. (…).’
De finale kwijting ziet niet op de eventuele aanspraak op een hogere vergoeding (...) indien komt vast te staan dat de pensioentoeslag uit het Harmonisatieprotocol (...) d.d. 14 december 2009 moet worden meegenomen in de berekening van de beëindigingsvergoeding (...).’
Werknemer is de gelegenheid geboden om eventuele overige aanspraken die werknemer buiten de finale kwijting wil houden aan te geven, maar heeft uitdrukkelijk aangegeven dat deze er niet zijn en dat werknemer niets meer van werkgever heeft te vorderen’.
Vivat geeft in de e-mail aan dat de pensioentoeslag niet in de berekening mee moet worden genomen. Vivat geeft hiervoor een aantal redenen. In de mij bekende e-mail correspondentie gaat het slechts over de pensioentoeslag die is toegekend in 2009 via het harmonisatieprotocol. De toeslag zoals cliënt die ontving bevat echter ook nog een ander element namelijk een pensioentoeslag die hem in 2006 is toegekend. Uit de brief waarin Zwitserleven de toekenning van deze toeslag aan client bevestigt blijkt dat deze toeslag is toegekend te compensatie van een afgeschafte aanvullingsregeling bij prepensioen (…)’. Per e-mail van 11 juli 2017 heeft Vivat zich op het standpunt gesteld dat de pensioentoeslag 2006 niet onder de uitzondering op het finale kwijtingsbeding valt.
De reden dat [appellant] in deze procedure geen aanspraak maakt op het betrekken bij de berekeningstoeslag van de gehele Pensioentoeslag is dat hij zich kan neerleggen bij de argumentatie van VIVAT met betrekking tot het in 2009 toegekende deel van de pensioentoeslag. (…) [appellant] had ook aanspraak kunnen maken op het betrekken van de volledige pensioentoeslag maar heeft om de hier boven genoemde redenen er voor gekozen om zijn aanspraak te beperken tot het in 2006 toegekende deel van de pensioentoeslag.”
Hier weet ik van de discussie tussen de vakbonden en VIVAT. Deze discussie gaat echter volgens mij tot dusver alleen over de toepassing van de pensioentoeslag uit het harmonisatiemodel in de berekening van de beëindigingsvergoeding. Mijn issue gaat echter ook en/of vooral over de toets met betrekking van de verwachte inkomstderving (het volgen van aanbeveling 3.5 van de Kring van kantonrechters). Ik ben namelijk van mening dat de pensioentoeslag Wet VPL 2006 (10,1%) en de pensioentoeslag harmonisatiemodel 2009 (13,28%) in totaal moet worden meegenomen in de inkomenstoets.” [appellant] heeft dus zelf, voorafgaand aan het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst, een onderscheid gemaakt tussen de pensioentoeslag 2006 en de pensioentoeslag 2009, en hij noemt de pensioentoeslag 2009 ‘pensioentoeslag harmonisatiemodel 2009.’ Vervolgens is in de met hem gesloten vaststellingsovereenkomst wat betreft de finale kwijting een uitzondering gemaakt voor ‘de pensioentoeslag uit het Harmonisatiemodel d.d. 14 december 2009’. Onder die omstandigheden heeft [appellant] er niet redelijkerwijs op mogen vertrouwen dat de uitzondering op de finale kwijting ook zag op de pensioentoeslag 2006. Integendeel: nu [appellant] tegenover Vivat kenbaar heeft gemaakt zich bewust te zijn van de twee pensioentoeslagen, had van hem – wanneer hij meende dat beide pensioentoeslagen van de finale kwijting uitgezonderd zouden moeten worden - verwacht mogen worden dat voor de finale kwijting een uitzondering zou worden gemaakt voor beide pensioentoeslagen. Dat geldt temeer, nu in de vaststellingsovereenkomst expliciet is bepaald dat partijen ervan af zien andere onderwerpen dan de genoemde ‘pensioentoeslag uit het Harmonisatiemodel d.d. 14 december 2009’ buiten de finale kwijting te houden. [appellant] ging er blijkens de door zijn juridisch gemachtigde verstuurde brief van 23 juni 2017, en dus kort na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en de uitdiensttreding (ook) van uit, dat de discussie over de uitzondering op de finale kwijting betrekking had op de vanaf 2009 verkregen rechten, en niet op de al vanaf 2006 toegekende toeslag. Tenslotte acht het hof bij de uitleg van de vaststellingsovereenkomst en de gebruikte termen van belang de functie van [appellant] (waarbij verondersteld mag worden dat hij met een behoorlijke mate van zorgvuldigheid overeenkomsten bestudeert) en de omstandigheid dat [appellant] bij het sluiten van genoemde vaststellingsovereenkomst daadwerkelijk juridisch werd bijgestaan.
De reden dat [appellant] in deze procedure geen aanspraak maakt op het betrekken bij de berekeningstoeslag van de gehele Pensioentoeslag is dat hij zich kan neerleggen bij de argumentatie van VIVAT met betrekking tot het in 2009 toegekende deel van de pensioentoeslag.’ Met de woorden ‘dat hij zich kan neerleggen’ geeft [appellant] ondubbelzinnig te kennen het in 2009 voor het eerst toegekende deel van de pensioentoeslag niet te betrekken in zijn aanspraak op een afvloeiingsregeling. Dit onderdeel van grief 3 slaagt niet. Nu de kantonrechter de vorderingen van [appellant] terecht heeft afgewezen slaagt grief 3 ook niet voor het overige.