ECLI:NL:GHAMS:2021:3987

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
23-001875-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging van pleegmoeder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van bedreiging van zijn pleegmoeder, waarbij hij haar via WhatsApp en via een politieambtenaar heeft bedreigd met geweld. De bedreigingen vonden plaats op 16 en 27 februari 2020 in Purmerend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit niet was ondertekend. De verdachte is eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit, wat meeweegt in de strafmaat. Het hof heeft besloten om een taakstraf op te leggen van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en heeft daarnaast maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod voor de duur van 1 jaar. Het hof heeft ook vervangende hechtenis opgelegd voor het geval de verdachte zich niet aan de maatregelen houdt. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001875-20
datum uitspraak: 21 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 augustus 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 15-052750-20 en 13-701469-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2020 te Purmerend, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar via whatsapp berichten de woorden te sturen/ toe te voegen: 'K veeg je semi.automatisch. Begrijp je dat. Kogel voor kogel die in je gaat.';
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te Purmerend, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door verbalisant [verbalisant] de woorden toe te voegen "alle woorden die ik eerder gezegd heb die ga ik uitvoeren. Eerst waren het woorden, nu worden het daden. en/of Ik sta daar binnenkort te wachten voor de deur. Met vier man geladen. Pang, pang, pang. Één seconde werk en dan zijn ze weg. Dan gaat mijn neefje huilen dat zijn moeder de pijp uit is ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of bij het toevoegen van die woorden van pang, pang, pang met zijn hand een pistool na te doen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het vonnis niet door de politierechter is ondertekend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 februari 2020 te Purmerend [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door haar via whatsappberichten de woorden te sturen: 'K veeg je semi.automatisch. Begrijp je dat. Kogel voor kogel die in je gaat.';
2.
hij op 27 februari 2020 te Purmerend [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door verbalisant [verbalisant] de woorden toe te voegen: “alle woorden die ik eerder gezegd heb die ga ik uitvoeren. Eerst waren het woorden, nu worden het daden” en “Ik sta daar binnenkort te wachten voor de deur. Met vier man geladen. Pang, pang, pang. Eén seconde werk en dan zijn ze weg. Dan gaat mijn neefje huilen dat zijn moeder de pijp uit is” en bij het toevoegen van die woorden van pang, pang, pang met zijn hand een pistool na te doen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregelen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter hem twee maatregelen opgelegd, namelijk een gebiedsverbod voor de woning en het werkadres van het slachtoffer en een contactverbod met het slachtoffer. De politierechter heeft bevolen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd dat de verdachte wederom twee maatregelen wordt opgelegd, namelijk een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod voor de woning en het werkadres van het slachtoffer, voor de duur van 1 jaar.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen van een kortere duur dan gevorderd door de advocaat-generaal. Oplegging van een gevangenisstraf zou het lopend traject doorkruisen. De in eerste aanleg opgelegde maatregelen kunnen contraproductief werken als ze lang gelden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van de ex-partner van zijn oom, tevens zijn pleegmoeder, door haar te zeggen dat hij op haar zou schieten. Een korte tijd later heeft hij zijn bedreigingen kracht bijgezet, door het slachtoffer wederom te bedreigen via een politieambtenaar. De verdachte heeft hiermee niet alleen op dat moment grote angst veroorzaakt bij het slachtoffer, maar ook voor langere tijd haar gevoel van veiligheid ernstig geschaad. Het hof acht dit gedrag van de verdachte zeer kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 november 2021 is hij eerder voor een bedreiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel meeweegt. De verdachte heeft voor de genoemde veroordeling een taakstraf opgelegd gekregen. Niet is echter gebleken dat hij die taakstraf heeft verricht, waardoor het taakstrafverbod als genoemd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is.
Anders dan de politierechter ziet het hof, evenals de advocaat-generaal en de raadsman, in de persoon van de verdachte aanleiding hem geen gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft acht geslagen op de brief van [naam], persoonlijk begeleider bij Hvo Querido, waaruit blijkt dat de verdachte zijn leven enigszins op orde lijkt te krijgen, zich begeleidbaar opstelt, zich aan de huisregels houdt en dat detentie een grote terugval voor zijn traject zal betekenen. Het hof zal dan ook volstaan met het opleggen van een taakstraf van aanzienlijke duur. Het hof zal een gedeelte van de taakstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, zodat hiermee niet alleen de ernst van het feit tot uitdrukking wordt gebracht maar hiermee ook wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te begaan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Anders dan de raadsman ziet het hof niet in dat de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde maatregelen contraproductief werken, met name nu het slachtoffer heeft aangegeven nog steeds bang te zijn en dat zij geen contact wil hebben met de verdachte.
Ter beveiliging van het slachtoffer [slachtoffer] en ter voorkoming van strafbare feiten is het hof daarom van oordeel dat de maatregel dat de verdachte zich voor de duur van 1 jaar niet zal ophouden in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer] en in de directe nabijheid van haar werkadres ([adres 2]) dient te worden opgelegd.
Eveneens ter beveiliging van het slachtoffer [slachtoffer] en ter voorkoming van strafbare feiten is het hof van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] dient te worden opgelegd.
Om ervan verzekerd te zijn dat de verdachte zich aan voornoemde maatregelen zal houden, beveelt het hof dat vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken zal worden toegepast voor het geval niet aan (een van) de maatregelen wordt voldaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 20 uren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal ophouden in de directe nabijheid van de woning van [slachtoffer] en in de directe nabijheid van haar werkadres ([adres 2]). Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer]. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van, parketnummer 13-701469-18, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. F.M.D. Aardema en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 december 2021.
=========================================================================
[…]