ECLI:NL:GHAMS:2021:3986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
000676-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift op basis van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. T. Farber, en betreft een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. De rechtbank Amsterdam had eerder op 12 november 2020 een beschikking gegeven, waarbij de verzoeken tot vergoeding waren toegewezen, maar het bedrag voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak was gematigd tot € 1.500,00.

Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en op 25 november 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord. Appellant zelf was niet aanwezig in de raadkamer. Het hof oordeelde dat de rechtbank de vergoeding te veel had gematigd, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een hogere vergoeding.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzochte bedrag van € 5.398,96 toe te kennen aan appellant. Dit bedrag is opgebouwd uit de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000676-21 (530 Sv) en 000675-21 (533 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13/134584-18
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2020 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. T. Farber,
Prinsegracht 6, 2512 GA Den Haag.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 10 december 2020 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 25 november 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals gewijzigd in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.568,96;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 280,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen, met dien verstande dat het verzoek onder a) is gematigd tot een bedrag van € 1.500,00. De rechtbank heeft hiertoe als volgt gemotiveerd:
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid
aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman.
Het gevorderde bedrag zal echter fors worden gematigd. Het betreft een zeer eenvoudige strafzaak, met een dossier dat uit ongeveer 15 pagina’s tekst bestaat (de brieven van de raadsman en het verhoor waarbij verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen niet meegerekend). Onvoldoende is gebleken waarom aan een dergelijk eenvoudige zaak bijna 16 uur besteed moest worden tegen een uurtarief van € 250,00 ex btw. De rechtbank acht een bedrag van € 1.500,00 euro billijk en zal dat toekennen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding. Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt het hof in beginsel aansluiting bij de gespecificeerde declaratie van de advocaat. Dit wordt echter anders indien gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid. Het hof is van oordeel dat de advocaat in raadkamer voldoende heeft toegelicht waarom aan deze relatief kleine zaak bijna 16 uren moesten worden besteed. Anders dan de rechtbank zal het hof daarom de verzochte vergoeding niet matigen..
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak ten bedrage van € 4.568,96.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 830,00.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart het hoger beroep gegrond.
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 5.398,96 (vijfduizend driehonderdachtennegentig euro en zesennegentig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, A.M. Kengen en R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 16 december 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.398,96 (vijfduizend driehonderdachtennegentig euro en zesennegentig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Derdengelden Farber Zwaanswijk Advocaten o.v.v. Vergoeding 530 Sv inzake [verzoeker].
Amsterdam, 16 december 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.