ECLI:NL:GHAMS:2021:3985
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Oordeel over schadevergoeding na vrijheidsberoving van een minderjarige in het kader van een strafprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding van een minderjarige, die op 21 september 2019 was aangehouden op verdenking van openlijke geweldpleging. De minderjarige, hierna appellant genoemd, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens de vrijheidsberoving die hij had ondergaan. Het hof heeft vastgesteld dat appellant op 21 september 2019 om 23:15 uur was aangehouden en op 22 september 2019 om 00:07 uur voorgeleid aan een hulpofficier van justitie. Deze had een bevel tot ophouden voor onderzoek gegeven, maar appellant was niet in verzekering gesteld en mocht de nacht thuis doorbrengen. Het hof oordeelde dat de politie correct had gehandeld door appellant niet in verzekering te stellen, aangezien de wettelijke termijn voor ophouden voor onderzoek niet was overschreden en appellant zich de volgende ochtend had gemeld voor verhoor. Het hof verklaarde appellant niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding voor de vrijheidsberoving, maar kende wel een vergoeding toe voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure in hoger beroep, ter hoogte van € 280,00. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is openbaar uitgesproken.