Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
2.2. Feiten
“De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg is verplicht gesteld voor:- Werknemer A (…)(…) waarbij verstaan wordt onder:
€ 639.372,98. Deliveroo heeft hiervan € 400,00 betaald.
2.12. Deliveroo hanteert ten aanzien van zowel consumenten die bij haar maaltijden bestellen als de aangesloten restaurants Algemene Voorwaarden.
3.3. Beoordeling
Primairindien geoordeeld wordt dat Deliveroo uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden uitoefent behorende tot het wegvervoer:
primairvoor recht verklaart dat Deliveroo vanaf 26 juni 2015 valt onder de verplichtstelling, vanaf 26 juni 2015 gebonden is aan de statuten, de reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van Bpf Vervoer en vanaf 26 juni 2015 premie moet betalen aan Bpf Vervoer ten behoeve van alle werknemers van Deliveroo conform de bepalingen van het uitvoeringsreglement van Bpf Vervoer;
b. voor recht verklaart dat, onder de voorwaarde dat de rechtsverhouding tussen Deliveroo en haar bezorgers vanaf 1 juli 2018 (nog steeds) is aan te merken als een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW, Deliveroo vanaf 1 juli 2018 valt onder de verplichtstelling, vanaf 1 juli 2018 gebonden is aan de statuten, de reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van Bpf Vervoer en vanaf 1 juli 2018 premie moet betalen aan Bpf Vervoer ten behoeve van alle werknemers van Deliveroo conform de bepalingen van het uitvoeringsreglement van Bpf Vervoer;
Deliveroo veroordeelt tot betaling van € 638.972,98 aan Bpf Vervoer (zijnde de pensioenpremie die over de periode van 26 juni 2015 tot 1 juli 2018 verschuldigd is voor de bezorgers in dienst van Deliveroo);
III.
Deliveroo veroordeelt tot betaling van wettelijke handelsrente aan Bpf Vervoer, verschuldigd ten aanzien van elke maand waarin Deliveroo premie had moeten betalen aan Bpf Vervoer, berekend over het bedrag aan premie dat Deliveroo in de betreffende maand had moeten betalen en over de periode die aanvangt twee weken na het einde van de maand waarop die premie ziet tot de dag der algehele voldoening.
IV.
Deliveroo veroordeelt om binnen veertien dagen na de datum waarop het vonnis is gewezen elektronisch de loon- en premiegegevens te verstrekken aan Bpf Vervoer via het online werkgeversportaal (…) omtrent de (gewezen) werknemers die tussen 26 juni 2015 en de datum waarop het vonnis is gewezen bij Deliveroo in dienst zijn (geweest) en waarvoor Deliveroo volgens vordering I pensioenpremie moet betalen aan Bpf Vervoer, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Deliveroo geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met een of meer van deze verplichtingen met een maximum van € 300.000,--;
V.
Deliveroo verplicht om uiterlijk 42 dagen na de datum waarop het vonnis is gewezen aan Bpf Vervoer te verstrekken een controleverklaring van een registeraccountant waarin de registeraccountant een goedkeurend oordeel uitspreekt over de juistheid en volledigheid van de loon- en premiegegevens die Deliveroo op grond van veroordeling IV heeft verstrekt aan Bpf Vervoer, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Deliveroo geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met een of meer van deze verplichtingen met een maximum van € 300.000,--;
VI.
voor recht verklaart dat, indien uit de gegevens genoemd in vorderingen IV en V blijkt dat de door Deliveroo verschuldigde premie over de periode van 26 juni 2015 tot 1 juli 2018 hoger is dan het in vordering II genoemde bedrag, Deliveroo dan verplicht is dat hogere bedrag te betalen aan Bpf Vervoer;
VII.
Deliveroo veroordeelt tot betaling van € 4.235,-- aan Bpf Vervoer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
VIII.
Deliveroo veroordeelt in de proceskosten van Bpf Vervoer.
grieven II en IIIkomt Deliveroo op tegen het oordeel van de kantonrechter zoals weergegeven onder 18 en 19 van het bestreden vonnis. Het hof oordeelt echter dat Deliveroo onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat er onjuist is aan de door de kantonrechter toegepaste uitlegmaatstaf, ontleend aan HR 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2687, FNV/Condor) en begrijpt deze grieven aldus dat Deliveroo van mening is dat de kantonrechter die maatstaf, die op zichzelf juist is, onjuist heeft toegepast. Dat het hof dit standpunt van Deliveroo niet onderschrijft zal blijken uit het hierna volgende.
grief IV) tegen het oordeel van de kantonrechter in rechtsoverweging 23 van het bestreden vonnis. Volgens Deliveroo moet een ruim geformuleerde werkingssfeerbepaling restrictief worden uitgelegd omdat de verplichtstelling verstrekkende gevolgen heeft voor ondernemingen die geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud van de regeling. Deze zienswijze wordt niet gevolgd. Voor werkgevers én werknemers moet duidelijk zijn of zij onder de werkingssfeer van een verplichtstellingsbesluit vallen.
de bewoordingenvan de werkingssfeerbepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van het verplichtstellingsbesluit, overweegt het hof als volgt. Deelname in Bpf Vervoer is - samengevat - verplicht gesteld voor de werknemer die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van ‘een onderneming in het beroepsvervoer over de weg’. Deze onderneming (artikel I sub 4 werkingssfeerbepaling) is vervolgens gedefinieerd als ‘een natuurlijke of rechtspersoon die in een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden uitoefent behorend tot het wegvervoer’. Wegvervoer (artikel I sub 5 verplichtstellingsbesluit) is ‘het tegen vergoeding vervoeren van goederen over de weg’. Vast staat dat een onderdeel van de bedrijfsvoering van Deliveroo is het bezorgen van maaltijden, hetgeen aangemerkt kan worden als het vervoeren van goederen over de weg.
vervoer tegen vergoeding’ (
grief VI en VII). Deliveroo heeft betoogd
(i) dat de vergoeding die zij ontvangt voor het bezorgen niet kostendekkend is en dat de wijze waarop de bezorgkosten worden berekend en samengesteld afwijkt van de wijze waarop dit gebeurt bij ‘gewone’ vervoersovereenkomsten (waarbij de hoogte van de vergoeding mede afhankelijk is van de aard en omvang en het gewicht van de te vervoeren goederen);
“2. DoelOns doel is om je te koppelen aan de restaurants waarmee wij samenwerken (…) en om je de mogelijkheid te geven Items te bestellen voor bezorging (onze “Dienst”) (…) Wanneer je een bestelling hebt geplaatst, zullen je Items bij jou worden bezorgd door Deliveroo (…) of door ons Partner Restaurant. (…)”.In hoofdstuk 10 van de Algemene Voorwaarden (Prijzen, Betalingen en Aanbiedingen) wordt verwezen naar “onze Dienst” en is het volgende vermeld:
“De totale prijs van je bestelling zal worden vermeld op de afrekenpagina van onze App, inclusief de prijzen van de Items en Bezorging en toepasselijke Servicekosten en belastingen”.
grief I) behoeft hiermee geen bespreking meer.
uitsluitend of in hoofdzaakvervoer tegen vergoeding verricht. Met haar
grieven VIII tot en met XIVkomt Deliveroo op tegen rechtsoverwegingen 35 tot en met 43 van het bestreden vonnis.
kantoorpersoneelzich bezig houdt met werkzaamheden verband houdend met bezorging en dat het overige gedeelte van het kantoorpersoneel zich bezig houdt met het bedenken van nieuwe producten, services en technologieën die de aantrekkingskracht van het platform en het aantal bestellingen vergroten.
bezorgersheeft Deliveroo gesteld dat deze zich, in ieder geval tijdens de opstartfase vanaf eind 2015, het grootste deel van hun werktijd bezighielden met marketingactiviteiten, het oplossen van technische problemen en het uitvoeren van testritten. Ook indien het juist is dat de bezorgers in deze opstartfase dergelijke neventaken uitvoerden, laat dit onverlet dat het hoofdbestanddeel van hun werkzaamheden bestond en bestaat uit het vervoeren van maaltijden, en dat alles wat zij ‘daaromheen’ deden als faciliterend en ondersteunend aan deze hoofdtaak moet worden gezien. In de door Deliveroo overgelegde voorbeeld arbeidsovereenkomst staat onder 2.2:
“de gebruikelijke werkzaamheden van Werknemer bestaan, onder andere, uit de volgende activiteiten: het bezorgen van eten van restaurants naar de klanten”.Daar komt nog bij dat in artikel 2.1 is bepaald dat werknemer de functie van
“Bezorger”zal vervullen, hetgeen er ook op wijst dat het vervoeren van maaltijden de hoofdtaak was. Voor zover Deliveroo nog heeft betoogd – in het kader van de loonsom – dat de werknemers werkzaam waren op een min/max contract en dat ter bepaling van de loonsom derhalve van nul uren uit gegaan dient te worden, faalt dit betoog. De feitelijke situatie is namelijk doorslaggevend.
“een rechtspersoon die … uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden, behorende tot het wegvervoer uitoefent”.Voor de vraag wat de hoofdactiviteit van Deliveroo is, maakt het daarbij dus geen verschil of de bezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht werkzaam waren/zijn.
grief Vkomt Deliveroo op tegen het oordeel van de kantonrechter in rechtsoverweging 25 betreffende de eventuele
onaannemelijkheid van de rechtsgevolgendie in het kader van de uitlegmaatstaf een rol speelt. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat de bewoordingen van de werkingssfeerbepaling duidelijk zijn, en dat de kernactiviteit van Deliveroo (uitsluitend of hoofdzakelijk) het bezorgen van maaltijden is. De vraag is vervolgens of een uitleg van de werkingssfeerbepaling die inhoudt dat het verplichtstellingsbesluit op Deliveroo van toepassing is, leidt tot een onaannemelijk rechtsgevolg.
Representativiteit” nog het volgende gesteld:
“Indien wordt geoordeeld dat Deliveroo onder de Verplichtstelling valt is zij van mening dat die verplichtstelling ongeldig is en daarom niet op haar van toepassing dient te worden verklaard omdat niet voldaan is aan het representativiteitsvereiste.”
Bpf Vervoer is hierop in gegaan in hoofdstuk 13 van de memorie van antwoord met als conclusie - samengevat - dat het verplichtstellingsbesluit geldig is.
In de pleitnota van Deliveroo in hoger beroep is de representativiteit (uitsluitend) geplaatst in de sleutel van uitleg van de werkingssfeerbepaling, en wordt niet ingegaan op ongeldigheid van het verplichtstellingsbesluit als zelfstandig verweer, terwijl Bpf Vervoer onder 22 van de pleitnota in hoger beroep stelt dat sprake is van een nieuwe grief en hiertegen bezwaar maakt. Het hof begrijpt dat Deliveroo met hoofdstuk 9 van haar memorie van grieven en hetgeen zij in de pleitnota heeft aangevoerd ten aanzien van de representativiteit twee verweren heeft gevoerd:
(i) het verplichtstellingsbesluit is ongeldig, althans dient buiten toepassing te blijven, omdat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgegaan van onjuiste representativiteitspercentages;
(ii) in het kader van de uitlegmaatstaf: wanneer Deliveroo onder het verplichtstellingsbesluit valt op basis van een ruime uitleg van de werkingssfeer, strookt dit niet met de representativiteit in het kader van de verplichtstelling die is gebaseerd op een beperkte uitleg van de werkingssfeer.
Grief XVImist zelfstandige betekenis.