Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3852152\CV EXPL 15-1353)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de akte rectificatie van Bpf met een productie;
- de memorie van antwoord met producties;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
Werknemer A:
‘voor ten minste 25% uitzendt’.In deze tekst staat geen criterium of maatstaf aan de hand waarvan die 25% moet worden bepaald (25% waarvan?), verder te noemen: het hiaat. Bpf verlangt in dit geding dat het hof dit criterium vaststelt door binnen het kader van het verplichtstellingsbesluit een invulling toe te kennen, dat het hof er ‘handen en voeten aan geeft’ (punt 12 pleitnota).
naar ondernemingen op wie het bepaalde in deze verplichtstellingsbeschikking niet van toepassing is’(en mede gelet op de stelling van [geïntimeerde] in punt 48 mva).
‘voor ten minste 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis’. Hoewel Bpf erkent dat aan die bepaling een andere betekenis toekomt (13 pleitnota) zou hetzelfde criterium ook kunnen gelden voor de 25%-norm. Naar het oordeel van het hof is dit ontoereikend om rechtsgevolgen aan te verbinden.