Uitspraak
1.[A] ,
mr. R.H.G.M. Kerckhoffs, kantoorhoudende te Maastricht,
[C],
[D],
[E],
mr. Ph.W. Schreurs, kantoorhoudende te Eindhoven.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
begeleiden bij de herstructurering/reorganisatie van [B]” hetgeen met name zal zien op onder meer E&C. Daartegenover hebben [G] op geen enkele wijze concreet gemaakt dat al vóór de peildatum duidelijk was dat E&C zou worden verkocht. In dat licht bezien is niet van doorslaggevend belang of al in de zomer van 2019 aan de werknemers van E&C kenbaar is gemaakt dat E&C zou worden verkocht. Dat in die periode over een verkoop werd gesproken, maakt immers nog niet dat al vast stond dat die verkoop ook zou gaan plaatsvinden. Om die reden gaat de Ondernemingskamer voorbij aan het door [G] ter zake gedane bewijsaanbod. De Ondernemingskamer volgt Schaareman in diens opvatting dat de opbrengst van de verkoop van E&C, zoals die enkele maanden na de peildatum heeft plaatsgevonden, buiten de waardering van de aandelen dient te worden gehouden, omdat deze verkoop op de peildatum nog niet bekend was. Hieraan doet niet af dat door AM Holding al vóór de peildatum actie werd ondernomen om tot een verkoop van E&C (tegen een opbrengst) te komen. Ook aan de opmerkingen van [G] over de inhoud van de met de uiteindelijke kopers van E&C aangegane transactie gaat de Ondernemingskamer voorbij. Nu de transactie na de peildatum heeft plaatsgevonden, zijn de condities daarvan voor de vaststelling van de waarde van de aandelen op de peildatum in de onderhavige zaak niet relevant.
3.De beslissing
21 december 2021voor het bij akte in het geding brengen van de hiervoor bedoelde facturen door AM Holding en voor nemen van een akte door [G] en AM Holding c.s. over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan hem of haar te stellen vragen;