ECLI:NL:GHAMS:2021:3951

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
23-000761-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal elektriciteit met vrijspraak voor telen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 216 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennep en het illegaal aftappen van elektriciteit. De verdachte stelde dat hij slechts toestemming had gegeven voor het telen van een beperkt aantal hennepplanten en dat hij geen opzet had op de grotere hoeveelheid die werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de hennepkwekerij in zijn woning, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van telen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zelf de planten had geteeld. Wat betreft de diefstal van elektriciteit oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de illegale elektriciteitsafname, maar sprak hem vrij van de kwalificatie van braak of verbreking. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren op, met de voorwaarde dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000761-20
datum uitspraak: 3 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-307197-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2019 te [adres] opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) 216, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2018 tot en met 15 april 2019 te [adres] , (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit (78.254 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het aan de verdachte tenlastegelegde. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat de verdachte zijn woning slechts beschikbaar heeft gesteld voor het telen van de hoeveelheid van 5 hennepplanten en dat hij geen opzet heeft gehad op het telen dan wel aanwezig hebben van de aangetroffen 216 hennepplanten. De verdachte was slechts bij gelegenheid in de woning, terwijl de hennepkwekerij door anderen werd onderhouden. Voorts is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de diefstal van de elektriciteit.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is de eigenaar van de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen en stond hier volgens de Basisregistratie Personen ook ingeschreven. Bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wist van de hennepkwekerij in zijn woning en dat hij in de periode dat de hennepkwekerij in zijn woning aanwezig was regelmatig in de woning verbleef. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij, dat hij hierover kon beschikken en dat derhalve de hennepkwekerij zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. Aldus kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte (minst genomen) de 216 hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Nu niet uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte zelf de aangetroffen hennepplanten heeft geteeld noch daar in welke vorm dan ook een bijdrage aan heeft geleverd en dat zich in het dossier wel aanwijzingen bevinden dat anderen zich daarmee hebben beziggehouden en daar geen nader onderzoek naar is gedaan, spreekt het hof de verdachte hiervan vrij.
Ten aanzien van feit 2 is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de verdachte wetenschap had van de diefstal van elektriciteit. Op pagina 60 van de aangifte vermeldt Liander dat de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage en het huishoudelijk verbruik door de manipulatie niet via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat op enig moment de elektriciteitskabel was omgelegd. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte (in elk geval) enkele dagen per week in de woning verbleef en op die momenten gebruik maakte van elektriciteit voor huishoudelijk gebruik, is het hof van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Nu niet uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat het de verdachte was die door middel van braak dan wel verbreking de elektriciteit heeft weggenomen, spreekt hof de verdachte van die kwalificatie vrij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 april 2019 te [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal 216 hennepplanten;
2.
hij in de periode van 1 juli 2018 tot en met 15 april 2019 te [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de verdachte handelde uit psychische overmacht. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft in eerste instantie toestemming gegeven om een tentje met 5 hennepplanten op te laten zetten in zijn woning. Op het moment dat de verdachte zag dat er meerdere tenten met hennepplanten werden geplaatst, heeft hij getracht hieraan weerstand te bieden. Ten gevolge van bedreigingen was de verdachte genoodzaakt om de hennepkwekerij in zijn woning te gedogen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het gezien de persoon van de verdachte niet aannemelijk is dat hij uit eigen beweging de hennepkwekerij zou hebben onderhouden. De verdachte heeft een serieuze, fulltime baan en is nog nooit in aanraking gekomen met politie of justitie.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Hetgeen door de verdediging aan het beroep op psychische overmacht ten grondslag is gelegd is niet aannemelijk geworden, nu elke concrete onderbouwing daarvan ontbreekt en dit ook niet volgt uit het dossier. De door de verdachte omschreven bedreigingen zijn niet voldoende concreet en geenszins verifieerbaar. Voorts is niet aannemelijk geworden dat, indien zijn stellingen ten aanzien van de bedreiging juist zouden zijn, de verdachte geen andere mogelijkheid had dan de hennepkwekerij in zijn woning te gedogen. Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen. Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, is de verdachte strafbaar.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien niet naar behoren verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte alsmede de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van de LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) indachtig. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een groot aantal hennepplanten aanwezig gehad in zijn woning waar hij met enige regelmaat verbleef. Het gebruik van hennep is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar leidt vaak tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en is indirect de oorzaak van vele (andere) vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt zonder dat dit werd geregistreerd waardoor het energiebedrijf schade heeft opgelopen. Tevens levert het illegaal en ondeskundig aftappen van elektriciteit (brand)gevaar op voor de omwonenden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 december 2021.
=========================================================================
[…]