ECLI:NL:GHAMS:2021:3945

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
23-001674-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid herkenning verdachte door verbalisanten in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van 3 juni 2021. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met enkele aanvullingen en overwegingen.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de herkenning door de verbalisanten. De verbalisanten hadden de verdachte herkend aan zijn gezicht en wenkbrauwen, maar de raadsman betwistte deze herkenning en verwees naar verklaringen van de ouders van de verdachte die stelden dat hij thuis was op het moment van de feiten. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er geen aanwijzingen waren voor twijfel aan de herkenning door de verbalisanten. De omstandigheden die door de raadsman werden aangevoerd, waren onvoldoende om de betrouwbaarheid van de herkenning in twijfel te trekken.

Het hof heeft ook aanvullende bewijsmiddelen overwogen, waaronder de omstandigheden waaronder de scooter van de verdachte werd aangetroffen. De verdachte had kennis van het feit dat de scooter van misdrijf afkomstig was, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001674-21
datum uitspraak: 16 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer
13-073923-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, waarvan 10 uren, subsidiair 5 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
 de door de raadsman in hoger beroep gevoerde verweren zal bespreken;
 een aanvullende bewijsoverweging opneemt;
 de navolgende bewijsmiddelen toevoegt;
 acht heeft geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van
8 november 2021;
 artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wetsartikelen.

Bespreking van de verweren

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat om verschillende redenen moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Daarnaast heeft hij naar voren gebracht dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de desbetreffende avond thuis was, wordt ondersteund door de verklaringen van zijn ouders en dat de verbalisanten niet hebben gerelateerd dat de verdachte, die volgens hun verklaringen in een kort tijdsbestek naar zijn woning moet zijn gaan, buiten adem was toen zij hem aantroffen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat verbalisant [verbalisant 1] in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van
24 juli 2020 heeft gerelateerd dat hij die dag een scooter tegemoet zag komen rijden en dat hij (
nog steeds verbalisant [verbalisant 1], zo begrijpt het hof uit de overige inhoud van het betreffende proces-verbaal van bevindingen) de bestuurder van die scooter, op wie hij vanaf één meter afstand goed zicht had en die, zo blijkt uit zijn terechtzitting in hoger beroep als getuige afgelegde verklaring, geen helm droeg, direct heeft herkend als de hem ambtshalve bekende verdachte. De verbalisant heeft in dat verband ter terechtzitting in hoger beroep herhaald dat hij in het recente verleden vaker in aanraking is geweest met de verdachte en verklaard dat hij de verdachte herkende aan de uitdrukking in zijn gezicht, meer specifiek zijn wenkbrauwen. Uit het voornoemde proces-verbaal blijkt voorts dat ook verbalisant [verbalisant 2] de bestuurder van de scooter heeft herkend als de verdachte. Deze verbalisant heeft daarover ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat hij tijdens de achtervolging zicht had op het gezicht van de bestuurder die op dat moment naast hen reed en meermalen in het dienstvoertuig keek.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van enige aanwijzing voor twijfel aan de juistheid en betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. De door de raadsman aangevoerde omstandigheden doen daaraan onvoldoende afbreuk. De verklaringen van de verdachte en zijn ouders doen dat evenmin. Naast dat de herkenning steun vindt in de omstandigheid dat de scooter waarop de verbalisanten de verdachte (menen te) hebben zien rijden kort na de hierboven beschreven bevindingen met een nog warme uitlaat op 200 tot 300 meter loopafstand van de woning van de verdachte is aangetroffen, acht het hof het zeer wel mogelijk dat de verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om eerder bij zijn woning te arriveren dan de verbalisanten, mede in aanmerking genomen dat de verbalisanten, in tegenstelling tot de verdachte, met een behoorlijke omweg met hun dienstvoertuig naar verdachtes woning zijn gereden. Het enkele feit dat de verbalisanten niet hebben gerelateerd dat de verdachte buiten adem was toen zij hem aantroffen doet aan het voorgaande niet af.
Het hof verwerpt derhalve de door de raadsman gevoerde verweren.

Aanvullende bewijsoverweging

Gelet op de feiten en de omstandigheden waaronder de scooter werd aangetroffen – het cilinderslot was niet meer intact, er staken op de plek van het cilinderslot meerdere draden uit en het bleek niet mogelijk om de scooter op reguliere wijze door middel van een sleutel te starten – en bij het uitblijven van een andersluidende verklaring van de verdachte met betrekking tot het voorhanden hebben daarvan, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de navolgende bewijsmiddelen:
De op 2 december 2021 ter terechtzitting in hoger beroep als getuige afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 1], voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik herkende de verdachte gelijk aan de uitdrukking in zijn gezicht en zijn wenkbrauwen. Ik heb één tot twee maanden voor dit feit een tijd met de verdachte gesproken toen een vriend van hem werd aangehouden. Daarnaast heb ik de verdachte een half jaar voor dit feit een boete gegeven. De bestuurder van de scooter droeg geen helm.
De op 2 december 2021 ter terechtzitting in hoger beroep als getuige afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 2], voor zover relevant en zakelijk weergegeven:
Ik heb tijdens de achtervolging het gezicht van de bestuurder gezien. Wij reden naast de scooter. De bestuurder keek meermalen het voertuig in.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, M.J.A. Duker en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 december 2021.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]