In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het beledigen van een politieambtenaar door in zijn gezicht te spugen tijdens zijn aanhouding op 9 oktober 2020. Het hof oordeelde dat het spugen niet als bedreiging kon worden gekwalificeerd, omdat het opzet daartoe niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging, maar het hof achtte de belediging wel bewezen. De verdachte had zich verzet tegen zijn aanhouding en had daarbij de politieambtenaar beledigd door in zijn gezicht te spugen. Het hof weegt mee dat dit gebeurde in de context van de coronapandemie, wat de ernst van de belediging vergrootte. De politierechter had eerder een geldboete opgelegd, maar het hof vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week meer passend, gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor wat betreft een tweede tenlastelegging, en vernietigde het vonnis waarvan beroep voor het overige. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.