ECLI:NL:GHAMS:2021:3839

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
23-002393-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing naar rechtbank wegens niet-verschijnen verdachte en gebrek aan afstandsverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 24 augustus 2021 bij verstek veroordeeld, omdat hij niet was verschenen op de terechtzitting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. Er ontbrak een afstandsverklaring, terwijl er wel transport voor de verdachte was aangevraagd. Dit leidde tot de conclusie dat de politierechter niet zonder meer kon oordelen dat de verdachte afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.

Het hof heeft de geldigheid van de behandeling in eerste aanleg beoordeeld en geconcludeerd dat de politierechter ten onrechte verstek heeft verleend. De verdachte had recht op een behandeling in zijn aanwezigheid, en het hof heeft daarom besloten om het vonnis van de politierechter te vernietigen. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de verdachte gedetineerd was en geen afstand had gedaan van zijn recht, heeft het hof de zaak teruggeworpen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De beslissing van het hof is in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat terugwijzing noodzakelijk is wanneer een verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte is gebracht van de terechtzitting. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002393-21
datum uitspraak: 10 november 2021
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-211049-21 en 13-214508-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([adres 1]) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 2],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Achterhoek - Gev. Ooyerhoekseweg te Zutphen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde op de bestaande dagvaarding opnieuw te worden berecht en afgedaan.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-211049-21:
hij, op of omstreeks 5 augustus 2021 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met en/of verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "I will rape you and will see you in hell, pocahontas bitch", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 13-214508-21 (gevoegd):
hij, op of omstreeks 9 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, diverse winkelgoederen (waaronder een paar schoenen), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan winkelbedrijf [winkel] BV, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.

Geldigheid van de behandeling in eerste aanleg

De verdachte is niet verschenen op de terechtzitting van de politierechter te Amsterdam op
24 augustus 2021 en is op die terechtzitting bij verstek veroordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak bij de politierechter. Ten tijde van de terechtzitting was de verdachte uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Rotterdam. Het hof is niet gebleken dat de verdachte op ondubbelzinnige wijze afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg aanwezig te zijn. Dit leidt het hof af uit het feit dat een afstandsverklaring ontbreekt en wel transport voor de verdachte was aangevraagd.
Gelet hierop had de politierechter niet zonder meer tot het oordeel kunnen komen dat de verdachte afstand had gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. Het hof is daarom van oordeel dat de politierechter ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. De politierechter had ter terechtzitting niet mogen toekomen aan de behandeling ten gronde en had het onderzoek moeten schorsen, teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek aanwezig te zijn.
Met betrekking tot het al dan niet terugwijzen van de zaak naar de rechtbank om deze reden, overweegt het hof het volgende.
Ingevolge artikel 423, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, doet de appelrechter in beginsel de zaak zelf af. Het tweede lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt in welk geval de appelrechter de zaak naar de rechter in eerste aanleg terugwijst. De Hoge Raad heeft in zijn jurisprudentie een uitbreiding aan het genoemde tweede lid gegeven, wegens strijd met artikel 6 EVRM of vanwege het in artikel 423, tweede lid besloten beginsel van het recht op twee feitelijke instanties voor die gevallen waarin de wet behandeling in twee instanties aan een verdachte toekent.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2000,
NJ2000, 423 volgt dat terugwijzing ook dient plaats te vinden in het geval de rechter ter terechtzitting aan een behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, omdat één van de overige personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting – waartoe naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman worden gerekend – aldaar niet is verschenen, terwijl deze niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was. In die betreffende strafzaak was sprake van een verdachte die tijdig aanwezig was in het gerechtsgebouw voor de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in eerste aanleg en van zijn aanwezigheid mededeling had gedaan aan de dienstdoende bode. Vervolgens heeft de bode nagelaten de verdachte op te roepen om in de zaal van de terechtzitting te verschijnen, waarna hij bij verstek is veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat in dergelijke situaties de zaak moet worden teruggewezen naar de rechtbank.
Het hof ziet gelet op de inhoud van voornoemd arrest van de Hoge Raad aanleiding de onderhavige zaak, waarin de politierechter buiten aanwezigheid van de verdachte tot een verstekvonnis is gekomen, terwijl de gedetineerde verdachte geen afstand had gedaan van zijn recht om bij de behandeling aanwezig te zijn, gelijk te stellen met de uitbreiding die de Hoge Raad geeft aan het tweede lid van artikel 423, van het Wetboek van Strafvordering.
Nu de raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal in hoger beroep hebben verzocht om terugwijzing, zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. H.A.G. Nijman, in tegenwoordigheid van L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2021.
De griffier is buiten staat dit
arrest mede te ondertekenen.