ECLI:NL:GHAMS:2021:3831
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdergenoemde vonnis, maar heeft geen grieven ingediend. Tijdens de zitting op 10 november 2021 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.
Het hof overwoog dat er geen schriftelijke grieven waren ingediend door of namens de verdachte, en dat er ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis waren opgegeven. Bovendien was er geen enkel rechtens te respecteren belang dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder werd onderzocht. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep.
De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, L.M. van Leeuwen, en het arrest werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken. De griffier was echter niet in staat om het arrest mede te ondertekenen. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het niet voldoen aan deze procedurele vereisten.