ECLI:NL:GHAMS:2021:3825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-004716-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in hoger beroep en terugwijzing naar de rechtbank

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2021 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2019. De verdachte, geboren in 1974, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat bij verstek was gewezen. De verdediging stelde dat er sprake was van een nietig onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, omdat de verdachte niet in staat was om te verschijnen en de rechtbank het verzoek tot aanhouding had afgewezen. Het hof heeft het preliminaire verweer van de raadsman gehoord en vastgesteld dat de rechtbank de zaak ten onrechte bij verstek heeft behandeld. Het hof heeft de relevante jurisprudentie, waaronder de kernroljurisprudentie, in overweging genomen en geconcludeerd dat terugwijzing naar de rechtbank alleen mogelijk is onder specifieke omstandigheden zoals genoemd in artikel 423 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien het hof van oordeel is dat in dit geval geen van deze omstandigheden zich voordoet, heeft het hof besloten het onderzoek te heropenen en de behandeling van de zaak te schorsen. De hervatting van het onderzoek zal op een nader te bepalen datum plaatsvinden, waarbij de verdachte en zijn raadsman zullen worden opgeroepen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de ondertekening van de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004716-19 (strafzaak)
datum uitspraak: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 december 2019 in de strafzaak en de ontnemingszaak onder parketnummer 15-067893-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van het preliminaire verweer dat door de raadsman naar voren is gebracht.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er sprake is van een nietig onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg. De rechtbank heeft de zaken ten onrechte bij verstek behandeld terwijl de verdachte te ziek was om de zaak met zijn raadsman voor te bereiden én ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen. Daarom heeft de raadsman een dag voor de zitting (op 28 november 2019 om 15:03 uur) verzocht om aanhouding. De rechtbank heeft die dag laten weten (om 16:34 uur) geen aanleiding te zien om op voorhand op het verzoek te beslissen en heeft de raadsman dringend verzocht ter terechtzitting (29 november 2019) te verschijnen met een nadere schriftelijke onderbouwing van de reden van verhindering van de verdachte. De raadsman heeft als reactie daarop (om 18:17 uur) kenbaar gemaakt niet over méér informatie te zullen beschikken op de dag van de terechtzitting, met als conclusie dat zijn aanwezigheid – mede gelet op de financiële belangen van de verdachte en de reisafstand – geen toegevoegde waarde heeft.
Op 29 november 2019 is de raadsman niet ter terechtzitting verschenen, en heeft de rechtbank het verzoek tot aanhouding afgewezen, verstek verleend en verder de zaken inhoudelijk behandeld.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2021 is het onderzoek in de strafzaak gehouden en gesloten.

Heropening van het onderzoek

Tijdens de beraadslaging is het volgende gebleken.
Artikel 423 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt in geval van een verschenen verdachte dat, wanneer dit door de advocaat-generaal of de verdachte ter terechtzitting is verlangd, een zaak naar de rechtbank wordt teruggewezen indien ‘de hoofdzaak niet door de rechtbank is beslist en het onderzoek daarvan gevolg moet zijn van de vernietiging van het vonnis’.
Het voorgaande is in de ‘kernroljurisprudentie’ (Hoge Raad 7 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0442 en Hoge Raad 27 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0723) in zoverre uitgebreid dat een zaak ook dan dient te worden teruggewezen indien in eerste aanleg:
‘zich een zodanig gebrek heeft voorgedaan in de samenstelling van het gerecht dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden door een onpartijdige rechterlijke instantie als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM, alsmede wanneer de rechter ter terechtzitting aan de behandeling ten gronde niet had mogen toekomen omdat een van de (…) personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting – tot zodanige personen dienen, naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman te worden gerekend – aldaar niet is verschenen, terwijl deze niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was’.
Terugwijzing door het hof naar de rechtbank geschiedt daarmee alleen op grond van de in artikel 423 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering genoemde gevallen en in de jurisprudentie geformuleerde uitzonderingssituaties.
Het hof is van oordeel dat van één van voorgaande situaties of van een omstandigheid die daarmee op een lijn is te stellen, in het onderhavige geval geen sprake is. Zelfs al zou het hof van oordeel zijn dat de rechtbank het aanhoudingsverzoek niet had mogen afwijzen, komt het hof, gelet op de hiervoor weergegeven strikte regeling, niet toe aan terugwijzing van de zaken.
Het hof zal daartoe het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.

Beslissing

Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman van de verdachte tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M. Lolkema en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2021.
mr. M. Lolkema en mr. P. Greve zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]