Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Verder verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
en de kinderen wakker ging maken en naar huis ging. (…) Ik ben weggelopen naar de slaapkamer waar [A] en de kinderen lagen. (…) Hij zei, dat was toen ik naar de slaapkamer liep, dat hij wilde dat ik [A] en de kinderen liet slapen en alléén naar huis ging. Zo een beetje bij de hoek, bij de deur van de slaapkamer, werd ik door [geïntimeerde] achterover getrokken. Ik heb mij toen omgedraaid en heb hem een gooi gegeven. Ik ben toen niet gevallen, maar het scheelde weinig. [geïntimeerde] is achterover tegen een klapdeur gevallen. (…) Vervolgens ben ik de slaapkamer in gelopen om [A] en de kinderen wakker te maken. Als anderen zoals [F] (…) hebben verklaard dat ik [geïntimeerde] bij de keel heb gegrepen en hem met de rechterhand een vuistslag op zijn linkerwang heb gegeven, dan is dat onjuist. (…) Er is door de val van [geïntimeerde] , als gevolg van mijn duw, een ruit kapot gegaan.”
is gevallen en waarover door verschillende anderen mensen is verklaard, heb ik niets meegekregen. Dat moet zijn gebeurd voor dat ik door [appellant][ [appellant] ; hof]
wakker werd gemaakt. Ik ben door dat incident niet wakker geworden. (…) Toen [appellant] mij wakker maakte was hij volgens mij boos. Hij zei: ‘we gaan weg!’. Ik vroeg hem waarom. Hij zei toen dat hij en mijn vader ruzie hadden. U vraagt mij of ik zeker weet dat ik hem dat heb gevraagd. Nee, ik weet niet meer of ik het vroeg of dat [appellant] het uit zichzelf zei. U houdt mij een deel van de verklaring van [F] voor die zij de vorige zitting heeft afgelegd, en wel vanaf ‘Ik kreeg geen kans om mij uit te kleden’ tot en met ‘ [geïntimeerde] is blijven liggen’. Ik zeg u dat zij het zelf ook niet meer zal weten. Ik was daar namelijk beslist niet bij. Ik heb wel gezegd ‘het is wel mijn vader’, maar dat was in de kuil.”
ging ook naar bed, ging ik naar de wc. [appellant] was toen allerlei glazen en bordjes van de tafel aan het afgooien. (…) Die tafel stond in de kamer die op de plattegrond is gelegen achter de deuren waarbij een ‘1’ staat. Die tafel is op deze plattegrond niet ingetekend. Ik vroeg hem waar ben je mee bezig, hij sloeg mij toen tegen de grond. Toen brak dat ruitje. Ik was toen gevallen op dat moment kwamen [F] en [A] aanlopen. [A] zei ‘het is wel mijn vader’ ik kreeg toen weer een klap van [appellant] en lag weer op de grond. (…)”
heeft afgelegd en wel op bladzijde 4 van het pv, vanaf het begin van de derde alinea tot en met ‘ [geïntimeerde] is achterover tegen een klapdeur gevallen’. Dat is allemaal niet waar. Hij heeft niet gezegd dat hij naar huis ging, ik heb niet gezegd dat hij alleen naar huis moest gaan, ik heb hem niet achterover getrokken en [appellant] heeft mij geen gooi maar een stomp gegeven. Kortom dit is zijn verhaal maar niet waar.”
naar mijn slaapkamer gebracht. Ik heb toen even op bed gelegen, ik voelde mij niet lekker. Ik ben daarom naar buiten gegaan voor frisse lucht. Het was koud. Ik ben toen via de stal naar binnen gegaan. Ik dacht dat ze, daarmee bedoel ik [A] , [appellant] en de kinderen, al weg waren. Ik ben toen op de bank in de kuil gaan zitten en toen kwam [appellant] op mij af en gaf mij een klap. Ik heb toen een mes van tafel gepakt en hem gestoken. Vervolgens heb ik het mes in de spoelbak van de keuken gegooid en ben naar buiten gegaan.