ECLI:NL:GHAMS:2021:37
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding met betrekking tot verdachte in drugshandel en criminele organisatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een bevel tot gevangenhouding van de verdachte, die in een andere zaak eerder in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 6 januari 2021 in raadkamer uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 16 december 2020, waarin zijn gevangenhouding werd bevolen. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat van de verdachte een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd, waaronder de akte van de griffier van de rechtbank en de verklaringen van de advocaat-generaal en de verdachte. Het hof is van oordeel dat de eerdere voorlopige hechtenis van de verdachte in een ander onderzoek geen belemmering vormt voor de huidige voorlopige hechtenis. De verdachte wordt verdacht van een grotere rol in de handel in verdovende middelen en deelname aan een criminele organisatie, wat blijkt uit nieuwe getuigenverklaringen en telecommunicatieonderzoek.
Het hof heeft de ernstige bezwaren en het herhalingsgevaar in overweging genomen en is van mening dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. De belangen van de verdachte wegen niet op tegen de maatschappelijke veiligheid, die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen. De beslissing van het hof is om het beroep en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.