Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
2 november 2021
gemachtigde: V. Quacken,
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van [
- draagt de heffingsambtenaar op om binnen vier weken na afloop van de verzetstermijn een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 46,- aan [
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-.”
2.Feiten
voetnoot 1: AMS 19/199] gegrond verklaard, het besluit van 12 december 2018 vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken na afloop van de verzetstermijn een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen. Eiser heeft verweerder op 13 september 2019 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift.”
belanghebbende] in gebreke omdat u ten onrechte (de beslistermijn is namelijk verstreken) nog geen nieuwe beslissing op bezwaar hebt genomen. (…) Ik maan u aan binnen 14 dagen na ontvangst van deze ingebrekestelling een besluit op bezwaar te nemen en bekend te maken anders zal er aanspraak worden gemaakt op door u te verbeuren dwangsommen (…). Graag wil ik gehoord worden (…).”
Besluit
Besloten is u geen vergoeding (dwangsom) toe te kennen.”
de heffingsambtenaar] nog geen nieuw besluit op bezwaar heeft genomen is er een ingebrekestelling verstuurd naar [
de heffingsambtenaar]. Thans heeft [
de heffingsambtenaar] ten onrechte nog geen besluit op bezwaar genomen en ook niet schriftelijk geweigerd een nieuw besluit op bezwaar te nemen (ervan uitgaande dat de brief van [
de heffingsambtenaar] met dagtekening 22 oktober 2019 niet als met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering een nieuw besluit op bezwaar te nemen kwalificeert, mocht dit anders zijn dan is dit beroep gericht tegen voornoemde schriftelijke weigering). Ten slotte is [
belanghebbende] het niet eens met het besluit van [
de heffingsambtenaar] met dagtekening 22 oktober 2019 (…) waarbij (ten onrechte) besloten is dat verweerder geen dwangsom is verschuldigd.
Verzoek
Middels onderhavig beroepschrift verzoek ik u het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren; [
de heffingsambtenaar] op te dragen een besluit op bezwaar te nemen en bekend te maken binnen twee weken na de dag van verzending van uw uitspraak, bij gebreke waarvan verweerder een nadere dwangsom verbeurt per dag of dagdeel van € 100,- met een maximum van € 15.000,- dan wel een dwangsom door u edelachtbare in goede justitie te bepalen; om vergoeding van de kosten die [
belanghebbende] in verband met de behandeling van deze beroepsprocedure gemaakt heeft / zal maken; (…)”.
de dwangsombeschikking] gegrond te verklaren en dit besluit te vernietigen. De dwangsom vast te stellen die [
de heffingsambtenaar] heeft verbeurd wegens het niet tijdige beslissen op het bezwaarschrift. [
De heffingsambtenaar] te veroordelen in de kosten die cliënt i.v.m. de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken bestaande uit door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
voetnoot 2: Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).]. Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.[
voetnoot 3: Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.]
voetnoot 4: Artikel 4:17, eerste lid, van de Awb.] De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag.[
voetnoot 5: Artikel 4:17, tweede lid, van de Awb] Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.[
voetnoot 6: Artikel 4:18 van de Awb]
voetnoot 7: Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb] Verweerder heeft in dit geval geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Dat betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
5.Proceskosten
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief als volgt vast:
- 1 (indienen bezwaarschrift) x € 265 x 0,5 (wegingsfactor) = € 132,50;
- 1 (indienen hogerberoepschrift) x € 748 x 0,5 (wegingsfactor) = € 374.
In totaal bedragen de te vergoeden proceskosten derhalve € 506,50.
6.6. Beslissing
betrekking heeft op het door de heffingsambtenaar doen nemen van een nader besluit op het
bezwaar tegen de naheffingsaanslag parkeerbelastingen, de in verband daarmee met
toepassing van artikel 8:55d Awb genomen dwangsombeslissing, de beslissing inzake de
proceskosten en de vergoeding van het griffierecht;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de dwangsombeschikking van 22 oktober 2019;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar ingevolge afdeling 4.1.3 en met toepassing van artikel
8:55c Awb ter zake van het niet tijdig doen van een (nadere) uitspraak op bezwaar tegen de
naheffingsaanslag parkeerbelasting een dwangsom is verschuldigd van € 1.442;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag
van € 506,50, en
- draagt de heffingsambtenaar op het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 128 aan
belanghebbende te vergoeden.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.