ECLI:NL:GHAMS:2021:3663

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
000640-21 (530 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vergoeding voor gemaakte kosten van rechtsbijstand in beklagzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door verzoeker, die in een eerdere strafzaak onherroepelijk is veroordeeld voor verschillende feiten onder de Opiumwet en diefstal. Verzoeker heeft om een schadevergoeding gevraagd voor de kosten van rechtsbijstand die hij heeft gemaakt in verband met zijn beklagzaak en de verzoekschriftprocedure. De totale kosten bedragen € 4.085,19, waarvan € 3.745,19 voor de beklagzaak en € 340,00 voor de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van deze vergoeding. Tevens is besloten dat het toegekende bedrag zal worden verrekend met een openstaand bedrag dat verzoeker aan de Staat verschuldigd is. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter mr. F.A. Hartsuiker de beschikking heeft ondertekend. De beslissing om de vergoeding toe te kennen is genomen in het belang van de rechtsbijstand en de billijkheid van de situatie.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000640-21 (530 Sv)
parketnummers in hoger beroep: 23-005008-14 (strafzaak) en 23-001544-20 (ontnemingszaak)
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. D.N. de Jonge,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 26 juli 2021 ingekomen.
Op 9 november 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 november 2021 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn advocaat zijn niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 3.745,19;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Verzoeker is op 10 december 2018 bij arrest van dit hof onherroepelijk veroordeeld in de strafzaak met voormeld parketnummer ten aanzien van verschillende Opiumwetfeiten en een diefstal. Ten aanzien van de ontnemingszaak met voormeld parketnummer is tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie overeenstemming bereikt. Het hof heeft, overeenkomstig de afspraken die tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie zijn gemaakt, bij arrest van 8 september 2021 aan verzoeker een betalingsverplichting aan de Staat opgelegd, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, van € 12.369,58. Derhalve is ook deze zaak geëindigd.
Op 12 februari 2021 heeft verzoeker een klaagschrift ingediend tot opheffing van het op de voet van artikel 94a gelegd beslag met last tot teruggave van zijn woning en alle andere goederen waarop nog conservatoir beslag rustte. Het hof heeft op 22 juni 2021 het klaagschrift gedeeltelijk gegrond verklaard en teruggave gelast van een geldbedrag en twee personenauto’s. Ten aanzien van de woning is klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Openbaar Ministerie een opdracht tot opheffing van dat beslag had gegeven.
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak in de strafzaak met voormeld parketnummer tot een bedrag van € 3.745,19.
Ad b
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 340,00.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de onderstaande geldsom vatbaar is voor verrekening overeenkomstig artikel 534, lid 3 Sv. Het hof zal het toegekende bedrag verrekenen met de door verzoeker aan de Staat verschuldigde geldsom.

4.Beslissing

Het hof :
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 4.085,19 (vierduizend vijfentachtig euro en negentien cent).
Bepaalt de verrekening van bovenstaand bedrag met de onderstaande geldsom:
CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening
[nummer] € 12.369,58 € 4.085,19
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. F.A. Hartsuiker, V.M.A. Sinnige en A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 23 november 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 4.085,19 (vierduizend vijfentachtig euro en negentien cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. CJIB o.v.v. [nummer].
Amsterdam, 23 november 2021,
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter.