ECLI:NL:GHAMS:2021:366

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
200.284.767/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Erfboom Beheer B.V. en onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van Erfboom Beheer B.V. Het verzoek is ingediend vanwege gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschap, die zijn ontstaan door een diepgeworteld familieconflict. De verzoekster, Erfboom Beheer B.V., heeft verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap over de periode vanaf 1 januari 2019, alsook om onmiddellijke voorzieningen te treffen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde verhouding tussen de verschillende takken van de familie K, die de vennootschap beheert. De Ondernemingskamer heeft besloten om een onderzoek te gelasten en heeft een tijdelijk bestuurder benoemd die zelfstandig bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen. Tevens is bepaald dat de aandelen van EBM Beheer in Erfboom, minus één aandeel, ten titel van beheer aan de tijdelijk bestuurder worden overgedragen. De kosten van het onderzoek komen ten laste van Erfboom Beheer B.V. De Ondernemingskamer heeft de kosten van het geding tussen de verschenen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.284.767/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 januari 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERFBOOM BEHEER B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. C.R. Huiskes,kantoorhoudende te Utrecht,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERFBOOM BEHEER B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de naamloze vennootschap naar Belgisch recht,
EBM BEHEER NV.,
gevestigd te Arendonk, België,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. W.A.A.J. Fick-Noleten
mr. S.M.M. van Dooren, beiden kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch,

2 [A] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.H.W van Nijnatten, kantoorhoudende te Eindhoven,
3.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. S.E. Johansen, kantoorhoudende te Nuenen,
4.
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
verschenen in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster en verweerster met Erfboom;
  • belanghebbende 1 met EBM Beheer;
  • belanghebbende 2 met [A] ;
  • belanghebbende 3 met [B] ;
  • belanghebbende 4 met [C] ;
  • [D] met [D] ;
  • [E] met [E] ;
  • [F] met [F] ;
  • [G] met [G] ;
  • [H] met [H] ;
  • Stichting Administratiekantoor EBM Beheer met STAK EBM Beheer;
  • [P] met [I] ;
  • De Groene Boom B.V. met De Groene Boom;
  • [J] met [J] ;
  • Beheersmaatschappij Lariks B.V. met Lariks;
  • Beheersmaatschappij LLT B.V. met LLT;
  • Driesboom Beheer B.V. met Driesboom.
1.2
Erfboom heeft bij op 23 oktober 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Erfboom over de periode vanaf 1 januari 2019. Daarbij heeft zij tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding (het bestuur van) EBM Beheer te verbieden te besluiten tot schorsing of ontslag van [C] als bestuurder van Erfboom en/of benoeming van [D] en/of [B] en/of EBM Beheer en/of enige andere (rechts)persoon als bestuurder van Erfboom, alle aandelen van EBM Beheer in Erfboom, althans met uitzondering van één aandeel, over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, althans zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geraden acht.
1.3
EBM Beheer en [B] hebben bij op 3 respectievelijk 4 november 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschriften met producties de Ondernemingskamer primair verzocht het verzoek van Erfboom bedoeld onder 1.2 af te wijzen en Erfboom te veroordelen in de volledige kosten van het geding en subsidiair verzocht, voor het geval dat de Ondernemingskamer oordeelt dat haar ingrijpen geboden is, het gelasten van een onderzoek en/of de benoeming van een onderzoeker aan te houden en een onmiddellijke voorziening te treffen die tot gevolg heeft dat Erfboom in verband met haar toestand gedurende de duur van dit geding niet (alleen) wordt vertegenwoordigd door [C] , maar (mede of alleen) door een bestuurder die haar belangen wel naar behoren behartigt en daartoe een beslissende stem zal hebben, wat [B] betreft in dat subsidiaire geval met veroordeling van Erfboom in de kosten.
1.4
[A] heeft bij op 5 november 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van Erfboom bedoeld onder 1.2 toe te wijzen.
1.5
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 19 november 2020. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en wat EBM Beheer en Erfboom betreft aan de hand van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

2.1
Deze zaak gaat over het familiebedrijf van de [familie K] dat in 1863 is opgericht en daarna generaties lang binnen de [familie K] is overgedragen. Uiteindelijk is de onderneming in handen gekomen van de broers [D] en [G] . Binnen de familie is een conflict ontstaan.
2.2
[D] en [E] zijn met elkaar gehuwd. [C] , [A] en [B] zijn hun kinderen.
2.3
[G] en [H] zijn met elkaar gehuwd. [F] , [L] en [M] (verder: [L] en [M] ) zijn hun kinderen.
2.4
[I] is een vennootschap die samen met haar dochtermaatschappijen een onderneming drijft in ruw en bewerkt vurenhout. [I] is samen met De Groene Boom, een onderneming die zich richt op het beheer van onroerend goed en beleggingen, momenteel feitelijk in handen van de familietak van [D] en van de familietak van zijn broer [G] (zie hierna 2.12 tot en met 2.16).
2.5
Sinds 14 december 1987 zijn Erfboom en Driesboom bestuurders van De Groene Boom.
2.6
Sinds 19 februari 2004 is EBM Beheer enig aandeelhouder van Erfboom.
2.7
Sinds 31 maart 2006 is [J] enig aandeelhouder van [I] .
2.8
STAK EBM Beheer is opgericht op 30 januari 2008 en is enig aandeelhouder van EBM Beheer. [D] en [E] zijn bestuurders van STAK EBM Beheer. [D] en [B] (laatstgenoemde sinds 15 november 2019) zijn bestuurders van EBM Beheer.
2.9
Op 18 maart 2008 hebben [D] en [E] certificaten van aandelen verkregen in het kapitaal van EBM Beheer. Op diezelfde dag hebben zij deze certificaten naar Belgisch recht onder bezwaar van bewind geschonken aan [C] , [A] en [B] . De certificaten worden door hen gehouden in een onverdeelde gemeenschap, waarover [D] en [E] als bewindvoerders zijn aangesteld.
2.1
[G] is enig aandeelhouder van Driesboom en enig bestuurder van Lariks. Enig bestuurder van LLT en van Driesboom is [F] . Enig aandeelhouder van Lariks en van LLT is Stichting Toekomst Lariks respectievelijk Stichting Toekomst LLT.
2.11
Sinds 2012 is er onenigheid tussen [D] en [G] en is er door [D] en [G] en andere familieleden gesproken over de toekomst van de ondernemingen van [I] en De Groene Boom.
2.12
Op 16 juli 2015 zijn onder begeleiding van mr. L.L.M. Prinsen (hierna Prinsen ) diverse afspraken gemaakt over de
governancebinnen het familiebedrijf [I] , De Groene Boom en hun groepsmaatschappijen (hierna: [P] ) en tussen (een deel van) de in 1.1 genoemde (rechts)personen. Deze afspraken zijn vastgelegd in verschillende overeenkomsten (verder: de transactiedocumentatie), waaronder een vaststellingsovereenkomst (verder: de vaststellingsovereenkomst), een certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst (verder: de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst) en een vaststellingsovereenkomst/familieconvenant [P] (hierna: het familieconvenant). Daarbij heeft ook een herverdeling van de certificaten van aandelen in [I] plaatsgevonden.
2.13
In de vaststellingsovereenkomst tussen Erfboom, Driesboom, LLT, Lariks, [D] , [G] , [C] , [F] , [I] , De Groene Boom en [J] is onder meer vastgelegd dat [D] en [G] afstand doen van hun bestuurstaken bij Erfboom respectievelijk Driesboom, [J] (zowel [D] als [G] ), [I] en De Groene Boom (beide - indirect - zowel [D] als [G] ). Verder is vastgelegd dat [C] en [F] voortaan het bestuur zullen vormen van Erfboom respectievelijk Driesboom, [J] (zowel [C] als [F] ), [I] en De Groene Boom (beide zowel [C] als [F] , in De Groene Boom via Erfboom respectievelijk Driesboom). Ook is opgenomen dat een raad van advies (verder: RvA) voor [J] , [I] en De Groene Boom wordt opgericht die toezicht zal houden en ingeschakeld wordt als zich problemen voordoen.
2.14
In het familieconvenant is opgenomen dat tussen onder meer Erfboom, Driesboom, LLT, Lariks, [D] , [G] , [C] , [A] , [B] , [F] , [I] , De Groene Boom, [J] , EBM Beheer, [L] , [M] en [E] afspraken zijn gemaakt over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van [C] en [F] als (direct of indirect) bestuurder van de verschillende rechtspersonen binnen de [P] .
In artikel 2 staat:
“De verantwoordelijkheid van [C] en [F] conform de transactie­documentatie ligt edoch niet alleen besloten in hun posities als bestuurders van [J] , van de Vennootschap[ [I] , OK]
en van de Groene Boom Beheer, maar ook in de opdracht van de (leden van de) Erfboom-tak aan [C] als bestuurder van Erfboom Beheer, respectievelijk van de (leden van de) LLT/Driesboom-tak aan [F] als bestuurder van LLT, als bestuurder van Lariks en als bestuurder van Driesboom Beheer, om als woord- en penvoerder voor de Erfboom-tak respectievelijk de LLT/Driesboom-tak op te treden en deze naar [J] , de Vennootschap, de Groene Boom Beheer en naar de andere familietak te vertegenwoordigen, in het bijzonder door het zoveel mogelijk formuleren van een familiestandpunt voor de respectievelijke familietakken. Dus [C] voor de Erfboom-tak en [F] voor de LLT/Driesboom-tak. Die opdracht en de aanvaarding daarvan - in aansluiting op de door de wet en statuten gegeven opdracht aan [C] als bestuurder van Erfboom Beheer en aan [F] als bestuurder van LLT, bestuurder van Lariks en als bestuurder van Dries Boom Beheer - wordt door zowel opdrachtgevers als -nemers door ondertekening dezes bevestigd."
Artikel 4 bepaalt dat het uiteindelijk aan [C] en [F] is om – ook via Erfboom respectievelijk Driesboom, LLT en Lariks – het beleid binnen [I] en De Groene Boom (en hun groepsmaatschappijen) te bepalen en dat de (leden van de) familietakken de verantwoordelijkheid en bestuursautonomie van [C] en [F] zullen respecteren. Verder zijn er afspraken gemaakt over de (toekomstige) rol van [B] , die op dat moment als verkoper werkzaam was bij [I] (artikel 9 tot en met 12) en is een arbitrageregeling (artikel 17 tot en met 31) opgenomen waarbij Prinsen is benoemd tot arbiter om verschillen van inzicht te beslechten over de uitvoering van de transactiedocumentatie, het beleid binnen de door partijen gecontroleerde rechtspersonen of in geval van ernstige verstoorde onderlinge ver(stand)houding dan wel ernstige meningsverschillen.
2.15
In de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst zijn tussen Erfboom, Driesboom, LLT, Lariks, [I] , De Groene Boom en [J] afspraken vastgelegd over onder andere hun positie en onderlinge rechtsverhouding als certificaathouders in [J] en/of als aandeelhouders in De Groene Boom, het instellen van een RvA voor [J] , [I] en De Groene Boom en een te voeren dividendbeleid. In de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst zijn artikelen opgenomen die onder meer zien op het bestuur (artikel 1), de RvA (artikel 2), dividend- en desinvesteringsbeleid (artikel 3), de overdracht van aandelen/certificaten (artikel 4), een meeverkooprecht (‘
tag along’) (artikel 5), een meeverkoopplicht (‘
drag along’) (artikel 6), een
change of control(artikel 7), de looptijd en beëindiging van de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst (artikel 9), non-concurrentie en andere verplichtingen (artikel 10) en geheimhouding (artikel 11).
Artikel 6.1 houdt onder meer het volgende in:

6.1 Onverminderd het bepaalde in artikel 4 en artikel 5 komen Erfboom Beheer en LLT als certificaathouders in [J] , respectievelijk Erfboom Beheer en Driesboom Beheer, LLT en Lariks als aandeelhouders in De Groene Boom Beheer hierbij overeen, dat indien enige derde na 20 augustus 2019 (met in achtneming van hetgeen daarover is artikel 4 is bepaald) aanbiedt om alle aandelen/certificaten in De Groene Boom Beheer of [J] over te nemen (het 'Aanbod') en dit Aanbod acceptabel is voor Erfboom Beheer en deze besluit de door haar gehouden aandelen/certificaten over te dragen aan die Derde (de 'Verkoop'), dat in dat geval:
(…)
(ii) de andere aandeel/certificaathouder(s) verplicht is (zijn) de door hen gehouden aandelen/certificaten tevens aan die derde aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als neergelegd in het Aanbod en om (voor zover nodig) afstand te doen van hun rechten zoals vervat in de blokkeringsregeling in de Statuten.
Artikel 9.6 bepaalt:
“In afwijking van het in de artikelen 9.1 en 9.2 bepaalde kan deze Overeenkomst zonder inachtneming van enige opzegtermijn bij aangetekende brief door Driesboom Beheer en door Erfboom Beheer, door LLT en door Lariks aan de andere aandeel/certificaathouder worden opgezegd indien die andere aandeel-/certificaathouder (de 'Wanpresterende aandeel-/certificaathouder') haar verplichtingen uit deze Overeenkomst dan wel uit hieruit voortvloeiende overeenkomsten op ernstig verwijtbare wijze niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, dan wel haar bestuurder diens verplichtingen als bestuurder van de Vennootschap[ [I] , OK]
, [J] of De Groene Boom Beheer op ernstig verwijtbare wijze niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, en/of anderszins ernstig verwijtbaar in strijd handelt met de bepalingen in deze Overeenkomst of de Transactiedocumentatie dan wel hieruit voortvloeiende overeenkomsten en niet binnen tien (10) dagen nadat zij schriftelijk in gebreke is gesteld, alsnog voor een juiste nakoming en/of naleving van deze Aandeelhoudersovereenkomst dan wel hieruit voortvloeiende overeenkomsten en bestuurlijke verplichtingen zorg draagt. Indien niet binnen deze termijn alsnog voor een juiste nakoming en/of naleving van deze aandeelhouders-/certificaathoudersovereenkomst, de Transactiedocumentatie dan wel hieruit voortvloeiende overeenkomsten en bestuurlijke verplichtingen wordt zorg gedragen, levert dat op zichzelf het weerlegbare vermoeden op dat van ernstige verwijtbaarheid sprake is.”
Artikel 9.9 bepaalt:
“Indien deze Overeenkomst wordt beëindigd ten aanzien van een Wanpresterende aandeel-/certificaathouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.6 is de Wanpresterende Aandeelhouder verplicht om de door haar gehouden Aandelen te verkopen aan de andere aandeelhouder voor een koopprijs die gelijk is aan 60 % van de waarde vastgesteld op de wijze als omschreven in artikel 4.4 van deze Overeenkomst.”
2.16
Sinds 16 juli 2015
  • is [C] enig bestuurder van Erfboom;
  • is [F] enig bestuurder van Driesboom;
  • is Erfboom houder van 75% van de certificaten van aandelen in [I] en houder van 50% van de aandelen in De Groene Boom;
  • worden de overige 25% van de certificaten van aandelen in [I] gehouden door Lariks (18,75%) en LLT (6,25%);
  • worden alle aandelen in het kapitaal van [I] gehouden door [J] en worden de andere 50% van de aandelen in De Groene Boom gehouden door Lariks (27%), LLT (9%) en Driesboom (14%);
  • zijn [C] en [F] bestuurders van [I] en [J] ;
  • bestaat de RvA voor [J] , [I] en De Groene Boom uit [N] (hierna: [N] ), [O] en Prinsen .
2.17
Vanaf 1 februari 2017 maakt [B] (via zijn persoonlijke holding Allpine B.V.) als verkoper/commercieel directeur deel uit van het managementteam van [I] .
2.18
In augustus 2018 is [O] afgetreden als lid van de RvA.
2.19
In de loop van 2018 is tussen enerzijds [C] (en [A] ) en anderzijds [D] , [E] en [B] een geschil ontstaan over de positie van [B] binnen [I] . [C] heeft begin 2019 laten weten dat hij niet langer kon en wilde samenwerken met [B] en dat hij wilde stoppen als bestuurder. Vervolgens gaf [F] te kennen ook te willen opstappen als [C] zou vertrekken. Daarop heeft de RvA (bij monde van Prinsen ) aan [D] , [B] , [C] , [F] en [G] verzocht hun visie op het geschil op schrift te stellen en bij de RvA in te dienen.
2.2
Per januari 2019 is [Q] tot de RvA toegetreden.
2.21
In een notitie van Prinsen aan alle leden van de families [D] en [G] van 28 augustus 2019 getiteld “
Afspraken en vervolg inzake geschil [P]” staat onder meer:
“Ik constateer (…) dat (de) ernstige verwijten in de onderlinge familieverhouding ernstig zakelijk effect hebben en kunnen hebben (…).
Artikel 18 van het familieconvenant heeft onverminderd gelding. Volgens artikel 18 mag (onder meer) geen van de ondertekenaars van de Transactiedocumentatie alvorens van mij een formele uitspraak als arbiter in de vorm van een schriftelijke goedkeuring te hebben verkregen, direct of indirect via (met hen verbonden) vennootschappen en rechtspersonen uitvoering geven of medewerking verlenen aan een (gehele of gedeeltelijke) verkoop van aandelen in of een (gehele of gedeeltelijke) wijziging in de zeggenschap over [P] of daarmee direct of indirect verbonden vennootschappen en/of ondernemingen en/of activa/passiva, en/of niet aan (gehele of gedeeltelijke) verkoop van het of enig aandeel dat in handen is van de ' [D] -tak' of ' [G] -tak', direct (persoonlijk) of indirect, althans van of door met hen verbonden vennootschappen, althans van activa en/of passiva (daarvan), o.i.d. in ruimste zin. Eventueel aan personen en rechtspersonen of vennootschappen verleende volmachten dienen per omgaande te worden ingetrokken.
Voorts dienen eventuele onverhoopt betrokken derden er door jullie op gewezen te worden dat de Transactiedocumentatie en de er in opgenomen arbitrageclausules onverminderd werking hebben.”
2.22
In een notitie van Prinsen van 5 september 2019 aan alle leden van het gezin van [D] getiteld “
vervolg inzake geschil [P]” staat onder meer dat personeelsleden van [P] hun zorgen over de continuïteit van en de spanningen binnen het bedrijf richting Prinsen hebben geuit. Aanleiding voor de personeelsleden om zich met zorgen tot Prinsen te wenden is volgens de notitie een bezoek van [D] en [B] op 27 augustus 2019 aan de vestiging van [I] te [....] , zonder dat [C] , [F] en de RvA hierover tevoren waren geïnformeerd, waarbij [B] aan enkele personeelsleden zou hebben verteld dat “
[D] bezig is met de verkoop van het bedrijf aan een rijke vriend, dat [F] er dan uit zou vliegen en dat [B] het dan voor het zeggen zou krijgen”.
Prinsen constateert dat er drie oorzaken zijn voor het ontspoorde familieconflict en dat deze oorzaken alle drie gelegen zijn bij [D] en [E] :
“1. ‘blinde’ haat van [D] en [E] tegen [G] en [H] ;
2. ‘blinde’ drang van [D] en [E] om [B] te beschermen;
3. ‘blinde’ drang van [D] en [E] om het gezin bij elkaar te houden.”
2.23
In een memo getiteld “arbitraal oordeel” van 8 oktober 2019 dat is gericht aan de families van [D] en [G] schrijft Prinsen op pagina 2 dat [D] en [E]
“eisen dat [C] met [B] samenwerkt en dat [B] mede-bestuurder wordt” en dat zij “
bijna geen middelen[lijken, OK]
te schuwen om dat doel te bereiken”. Op pagina 3 staat onder meer:
“Arbitraal oordeel (1)
Ex artikel 18, 25 en 26 van het familieconvenant verbied ik [D] en [E] bij deze zowel persoonlijk als in iedere hoedanigheid (inclusief die van bewindvoerder) om tot welke wijziging in de zeggenschapsverhoudingen van [P] c.a. (dus inclusief alle direct en indirect verbonden rechtspersonen) dan ook over te gaan vooraleer van mij ex artikel 18 van het familieconvenant daarvoor schriftelijke toestemming is verkregen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van [D] en [E] persoonlijk, te verbeuren aan [P] , van EUR 500.000,- per overtreding en op straffe van verbeurte van een dwangsom, te verbeuren aan [P] , van EUR 10.000,- per dag dat de overtreding voortduurt.”
2.24
In een document gericht aan alle leden van de families van [D] en [G] en de partijen bij het familieconvenant en getiteld “
reactie op verzoek om arbitraal oordeel (…)” van 27 november 2019 heeft Prinsen op pagina 81 onder meer geschreven:
"het is duidelijk dat [B] het beleid van [C] en [F] niet draagt en de bijzondere positie van [C] en [F] niet accepteert. Dit betekent dat hij niet tot het bestuur van de genoemde vennootschappen kan toetreden èn dit ook niet zou moeten willen. Gelet op diens positie binnen het MT, en MT en bestuur op meerdere onderdelen vergelijkbaar zijn, geldt voor [B] voor deelname aan het MT hetzelfde. Bij de positie van verkoper zonder lid te zijn van het MT zal [B] zich misschien niet willen neerleggen. Het alternatief van [P] te moeten verlaten is er in zijn perspectief zeker geen, alhoewel ik denk dat dat beter voor hemzelf is, wat ik in drie achtereen volgende laatste besprekingen met hem heb proberen te verduidelijken."
En op bladzijde 83:
"Klemmend advies - doorhakken knoop
Het volgende dient te gebeuren:
(. . .)
6. [C] en [F] blijven bestuurders van [P] (. . .)
7. Volgens de Transactiedocumentatie en conform hun formele bevoegdheden kunnen [C] en [F] als bestuurders van [P] c.a. de managementovereenkomst met [B] opzeggen"
Het document is opgesteld naar aanleiding van een schriftelijk verzoek van [A] en [M] van 9 oktober 2019. In het document staat vermeld dat het een vertrouwelijk (2e) concept betreft, ter bespreking binnen de RvA. Het is nadien echter ook ter kennis gebracht van de geadresseerden.
2.25
Bij brief van 28 november 2019 heeft mr. Johansen namens [B] geschreven dat Prinsen als arbiter wordt gewraakt, heeft hij Prinsen een tuchtklacht in het vooruitzicht gesteld en hem aansprakelijk gesteld voor schade die [B] heeft geleden en nog zal lijden.
2.26
Op 30 november 2019 is de RvA van [I] door Prinsen ontbonden, omdat hij “
niet meer met [N] in een RvA kan functioneren”.
2.27
Op 19 december 2019 hebben [C] en [F] namens [I] aan [B] een voorstel gedaan waarin zij een positie voor [B] binnen de [P] als mogelijkheid zagen. [B] heeft te kennen gegeven daarover na te willen denken en tot twee keer toe om uitstel voor zijn reactie gevraagd.
2.28
Bij e-mail van 14 januari 2020 hebben [C] en [F] namens [I] aan [B] bericht dat de managementovereenkomst van [I] met Allpine B.V. per 30 april 2020 wordt ontbonden (zie 2.42).
2.29
Op 3 februari 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden over het door [D] en [E] gevoerde bewind over de certificaten van aandelen in EBM Beheer. Bij die bespreking was mr. Van Dooren aanwezig namens [D] en [E] en waren verder aanwezig mr. Huiskes, [C] , [A] , mr. Johansen en [B] . Vooruitlopend op deze bespreking heeft [E] per e-mail van 29 januari 2020 aan [A] , [C] en [B] onder andere bericht:
“Wij gaan kapot aan de hele situatie omdat er nu geheerst wordt door [C] als een dictator die vooral zijn eigen belang voorop stelt en niet de ethische normen hanteert welke bij een opvolger van zijn vader als padre familias verwacht mogen worden.
(…)
[C] , we hebben je alle verantwoordelijkheid toevertrouwd inz. onze schenking aan jullie alle drie. Draag deze verantwoordelijkheid dan ook in gelijkheid voor jullie alle drie, zoals wij het bedoeld hebben.
Onze wens is om het 75% belang voor onze tak te behouden, aan jou de taak om onze wens op te volgen. Geef weerstand aan de druk van tak [G] om terug te gaan naar 50-50.
[C] ga, als hij het tenminste zelf nog wil, met je broer [B] in gesprek over een mogelijk terugkeren bij [I] , want ook zijn ontslag voelt voor ons als zeer ongelijk. Ga samen in mediaton (…).”
2.3
Op 12 februari 2020 heeft mr. Van Dooren aan [A] , mr. Johansen en mr. Huiskes bericht dat [D] en [E] om hun moverende redenen het bewind niet willen opheffen. In de e-mail van mr. Van Dooren staat onder meer:
“Alle kinderen gaven te kennen dat het voortzetten van het bewind voor hen op dit moment geen toegevoegde waarde heeft, terwijl over het behoud van de certificaten verschillend werd gedacht, in die zin dat met name door [B] verzilvering van het belang wordt overwogen. (…) Met name de omstandigheid dat er vooralsnog geen overeenstemming bestaat met betrekking tot de vraag wat er na opheffen van het bewind met de certificaten dient te gebeuren, geeft aanleiding het bewind vooralsnog te continueren, met name ook om de bewindvoerders in de gelegenheid te stellen nader te onderzoeken op welke wijze het gemeenschappelijk belang van de rechthebbenden op de beste wijze kan worden gediend. Dat onderzoek zou zich dan kunnen richten op de vraag hoe de belangen in geldelijke zin moeten worden gewaardeerd, waarbij dan tevens aan de orde kan komen de vraag hoe de waarde van het individuele belang zich verhoudt tot de som der delen. Anders gezegd: het is bepaald niet uit te sluiten dat de verkoop van het geheel (aanzienlijk) meer opbrengt.
De verkoop aan een derde is ook in de transactiedocumentatie voorzien. Gemakshalve verwijs ik naar de Certificaat- en Aandeelhoudersovereenkomst, meer in het bijzonder de artt. 4 e.v.
Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat er op dit moment nog geen gesprekken met derden lopen, althans niet voor zover [E] en [D] dat weten. Zij achten zich echter vrij die gesprekken wel aan te gaan zodra dat opportuun is en uiteraard zullen zij dan de inhoud van die gesprekken met alle betrokkenen delen.
(…) Om nu enige rust in het dossier te brengen, stellen [E] en [D] een "afkoelingsperiode" voor van zes maanden. In deze periode zullen zij zonder voorafgaand overleg geen verkoop van de aandelen in het kapitaal van Erfboom Beheer B.V. effectueren, terwijl het bestuur dan dient toe te zeggen dat de vennootschapsstructuur in tact zal blijven. De afkoelingsperiode kan dan tevens worden gebruikt voor enige reflectie en wellicht kunnen de gesprekken na het verstrijken van deze termijn in betere harmonie verlopen. Ik hoor graag hoe u zo'n afkoelingsperiode beoordeelt.”
2.31
Bij e-mail van 21 februari 2020 heeft [D] aan [C] , [A] en [B] bericht dat hij graag met hen wil spreken over de “toekomst [P] Tak [D] ” en dat hij hen hierover iets wil mededelen. De e-mail vermeldt verder dat bij het begin van de vergadering getekend zal moeten worden “
voor uiterste geheimhouding”.
2.32
Bij e-mail van 21 februari 2020 heeft mr. Huiskes aan mr. Van Dooren onder meer geschreven:
"In het licht van het gesprek op 3 februari jl., dat door alle daarbij aanwezigen als constructief werd ervaren (althans zo werd gezegd), verbaast het vervolgens dat de bewindvoerders kennelijk (ook) de mogelijkheid willen onderzoeken om de certificaten aan een derde te verkopen. Moet [C] hieruit afleiden dat een oplossing door de bewindvoerders niet wordt gezien in een overname door hem van de certificaten van [B] en [A] ? Gunnen zij deze certificaten liever aan een buitenstaander dan dat deze aan [C] worden verkocht en op die wijze - in overeenstemming met de uitdrukkelijke wens van twee van de drie certificaathouders ( [A] en [C] ) - in familiehanden blijven? Ik herinner uw cliënten er aan dat zij het bewind dienen uit te oefenen in het belang van alle drie de certificaathouders! Niet enkel in het belang van één van hen ( [B] ), laat staan in het belang van henzelf!
(…)
Sterker nog: ik sluit niet uit dat de opstelling van uw cliënten in de afgelopen maanden, en alleen al het telkens dreigen met het 'verkopen van het bedrijf' - voor de andere certificaathouder c.q. aandeelhouders reeds aanleiding kan zijn om een beroep te doen op o.a. de hiervoor vermelde artikelen 9.6 jo. 9.9 in de[certificaat- en aandeelhouders, OK]
-overeenkomst. (…)
Ook roep ik bij uw cliënten het arbitraal oordeel van 8 oktober 2019 in herinnering (….)
Waar u opmerkt dat [D] en [E] momenteel niet in gesprek zijn met derden, en het voorstel doen voor een 'afkoelingsperiode' van zes maanden waarin "zij zonder voorafgaand overleg geen verkoop van de aandelen in het kapitaal van Erfboom Beheer B.V. [zullen] effectueren" (…), sluiten zij met andere woorden niet uit dat zij in die periode wel met derden in gesprek (kunnen) gaan en alvast allerlei (rechts)handelingen kunnen en zullen treffen om een verkoop en overdracht van de aandelen voor te bereiden. Anderzijds verwachten uw cliënten wel dat "het bestuur van de groep" dient toe te zeggen dat het geen maatregelen voorbereidt "die zouden moeten leiden tot wijzigingen in de vennootschapsstructuur". (…)
Hoe dit ook zij, uw cliënten kunnen niet serieus menen dat er in dat geval sprake is van een afkoelingsperiode. (…)
Bijzonder kwalijk is dat, waar u tot twee maal toe in uw e-mail nadrukkelijk opmerkt dat [D] en [E] momenteel niet in gesprek zijn met derden, [C] concrete signalen heeft ontvangen dat [D] (samen met [B] ) onlangs wel degelijk gesprekken met derden heeft gevoerd over een verkoop. Tot zover dus de afkoelingsperiode. Een periode die feitelijk alleen bedoeld is om [D] en [E] alsook [B] in staat te stellen hun plan om het familiebedrijf in vreemde handen te brengen en [C] , [A] en de overige familieleden daarmee op het laatst te confronteren.”
2.33
Bij brief van dezelfde datum heeft mr. Johansen aan mr. Van Dooren onder meer geschreven:
“Ook cliënt[ [B] , toevoeging OK]
vindt het belangrijk dat er, op het moment van het opheffen van het bewind, overeenstemming is tussen de kinderen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het certificaathouderschap. Zoals aangegeven zou cliënt het liefst zijn belang in het familiebedrijf verzilveren, mits realiseerbaar tegen de juiste condities. Het door alle betrokkenen instellen van een afkoelingsperiode acht cliënt zinvol (…)”
2.34
Bij e-mail van 3 maart 2020 heeft [D] aan [C] onder meer bericht dat hij graag digitaal het houthandel filmpje met Zweedse ondertiteling wil ontvangen.
2.35
Bij verzoekschrift van 6 maart 2020 heeft [C] de rechtbank Oost-Brabant (in de hoofdzaak) onder andere gevraagd het bewind van [D] en [E] over de door [C] , [B] en [A] gehouden certificaten van aandelen in EBM Beheer op te heffen en (in het incident) [D] en [E] als bewindvoerders te schorsen.
2.36
Bij e-mail van 11 maart 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder meer bericht:
"Cliënten handhaven het standpunt dat het bewind is ingesteld ten behoeve van het gezamenlijk belang van de rechthebbenden en niet ten behoeve van de individuele belangen. Dat gezamenlijk belang rechtvaardigt tenminste een onderzoek naar de vraag of de waarde van het totaal niet hoger is dan de optelsom van de afzonderlijke belangen. Dat klemt te meer nu uw cliënt zich inmiddels uitdrukkelijk als potentiële koper heeft gepresenteerd. In dat verband is het verwijt aan mijn cliënten dat bij hen niet het familie- en ondernemingsbelang voorop staat maar slechts hun eigen (financiële) belang, nogal merkwaardig; mijn cliënten hebben geen eigen financieel belang, maar uw cliënt als potentieel koper juist wel. (…) Verkoop van het belang dat door de tak van [D] wordt gehouden, kan denkelijk ook niet aan externe derden worden verkocht alvorens het eerst aan te bieden aan de tak van [G] , maar ook in het kader van een mogelijke verkoop aan de tak van [G] is het uiteraard verstandig om -kort gezegd- te peilen wat de marktwaarde van de onderneming is. Dat geldt ook in het geval niet de tak van [G] het belang verwerft, maar -bijvoorbeeld- wel uw cliënt. Nu er dus nog geen sprake is van een concreet verkooptraject, maar een verkoop van het belang van de tak van [D] mogelijk wel op niet al te lange termijn opportuun kan worden, doe ik via u namens cliënte EBM Beheer N.V. het formele verzoek aan de heer [C] , daarbij optredend in zijn hoedanigheid van bestuurder van Erfboom Beheer B.V., volledige medewerking te verlenen aan het optuigen van een waarde vaststellingstraject van de aandelen die EBM Beheer N.V. houdt in het kapitaal van Erfboom Beheer B.V.”
2.37
Bij e-mail van 12 maart 2020 heeft mr. Huiskes aan mr. Van Dooren onder meer bericht dat Erfboom: "
in geen geval zal meewerken aan het optuigen van een 'waarde vaststellingstraject' van de aandelen in Erfboom Beheer"en
" - gelet op de situatie die thans door toedoen van uw cliënten is ontstaan - niet (langer) kan en zal ingaan op tussentijdse verzoeken om concept (jaar)cijfers en/of andere financiële dan wel commerciële informatie betreffende de onderneming van de [V] . Cliënte zal deze informatie voortaan niet meer tussentijds, buiten algemene vergaderingen om, aan de certificaathouders/aandeelhouders verstrekken. Voor zover dit in het verleden wel gebeurde, is er de laatste tijd een situatie ontstaan die naar de mening van het bestuur van cliënte meebrengt dat informatieverzoeken enkel en alleen nog op algemene vergaderingen kunnen worden gedaan. Echter, ook in die gevallen behoudt cliënte zich het recht voor om de verstrekking van verzochte informatie te weigeren wegens zwaarwegende belangen (…)”
2.38
Eveneens op 12 maart 2020 hebben [D] , [E] , [B] en Erfboom (t.a.v. [C] ) een brief ontvangen van mr. J. Linssen namens [F] en [G] , daarbij mede handelend namens Driesboom, LLT en Lariks. In die brief staat dat [D] en [B] de artikelen 2 en 4 van het familieconvenant hebben geschonden en dat hun ge- of misdragingen aan Erfboom kunnen worden toegerekend. Gebleken zou zijn dat zij zich tegenover verschillende geïnteresseerde marktpartijen, te weten TABS Holland N.V. en het Zweedse Södra, hebben voorgedaan als degenen die uiteindelijk beslissen over een verkoop van de ondernemingen van de [V] . Dit betekent dat zij zich – met terzijdestelling van [C] als formeel bestuurder – gedragen als medebeleidsbepaler of feitelijk leidinggever van Erfboom, zodat hun gedragingen aan Erfboom kunnen/moeten worden toegerekend. Op grond daarvan spreken Driesboom, Lariks en LLT Erfboom aan uit hoofde van wanprestatie, zeggen zij de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst op grond van artikel 9.6 met onmiddellijke ingang op en vorderen zij op grond van de artikelen 9.6 jo 9.9 de overdracht van alle door Erfboom gehouden certificaten van aandelen in [I] en aandelen in Groene Boom tegen een koopprijs gelijk aan 60% van de waarde ervan.
2.39
Op 17 maart 2020 is door [C] en [F] – met hulp van voormalig CEO van TABS Holland N.V. [R] (verder: [R] ) – binnen [J] een raad van toezicht (verder: RvT) ingesteld. De RvT bestaat uit de leden [S] , [T] en [U] . [R] heeft in de periode vanaf 16 januari 2020 tot 2 mei 2020 diverse gesprekken gevoerd met leden van de [familie K] (zie 2.45).
2.4
Bij e-mail van 17 maart 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder meer geschreven:
“U miskent (…) dat dezerzijds al is aangegeven dat denkelijk niet aan een externe partij kan worden verkocht alvorens het belang aan -kort gezegd- de [G] -tak is aangeboden. Ook in geval aan de [G] -tak wordt aangeboden, kan het van belang zijn dat de interesse van de markt wordt gepeild. Daar is niets mis mee, en dat betekent ook niet dat ook al concrete verkoopgesprekken worden gevoerd. (…)
Van groter belang is de (…) vaststelling dat de heer [C] , daarbij optredend in zijn hoedanigheid van bestuurder van Erfboom Beheer B.V. weigert te voldoen aan een redelijk en rechtstreeks verzoek van enig aandeelhouder EBM Beheer N.V. De heer [C] laadt hiermee steeds meer de verdenking op zich vooral zijn eigen belangen te (willen) behartigen, daar waar ingevolge de transactiedocumentatie hij juist de belangen van de [D] -tak heeft te behartigen, en daarmee dus de belangen van EBM Beheer B.V. Dat lijkt me een onwenselijke situatie en namens cliënte geef ik [C] in heroverweging alsnog redelijke medewerking te verlenen aan het waarderingsonderzoek, zulks mede in het licht van de hierna te noemen belangstelling van de [G] -tak. Inmiddels zult u kennisgenomen hebben van de brief van mr. J. Linssen namens de [G] ­tak. Een dezer dagen zal ik daar op reageren. Op voorhand laat ik u weten dat de beweerdelijke stelling als zou het belang van de [D] -tak nu voor 60% van de waarde moeten worden aangeboden, naar mijn idee iedere grond ontbeert. Ik neem aan dat uw cliënt daar ook een mening over heeft, al was het maar omdat die stelling ook zijn eigen (financiële) belang raakt alsook de door hem te vertegenwoordigen belangen van de [D] -tak als geheel. Als hij zijn mening wil delen houd ik mij aanbevolen."
2.41
Bij e-mail van 16 april 2020 heeft [C] aan [D] financiële informatie (onder andere de maand-dashboards 2020, cijfers tot en met december 2019, cijfers Q1 2020, prognose 2020 en de liquiditeitsprognose 2020 met verschillende scenario’s) verstrekt.
2.42
Op 30 april 2020 is de managementovereenkomst op grond waarvan [B] werkzaam was voor [I] formeel geëindigd (zie 2.28). [B] heeft elders een betrekking aanvaard.
2.43
Bij beschikking van 30 april 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant in de verzoekschriftprocedure bedoeld onder 2.35 geoordeeld dat zij, hoewel [D] en [E] nog niet in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op het verzoekschrift, in de stellingen van [C] voldoende aanleiding ziet om vooruitlopend daarop reeds in te gaan op de verzoeken in het incident. De beschikking vermeldt dat het [D] en [E] verboden wordt om gedurende het verloop van de procedure tot verkoop van de certificaten en/of aandelen over te gaan, tenzij dit verbod uitdrukkelijk tijdens de procedure wordt opgeheven.
2.44
In een brief van 9 juni 2020 heeft [B] de rechtbank Oost-Brabant onder andere verzocht het verzoek van [C] bedoeld onder 2.35 af te wijzen en de bij beschikking van 30 april 2020 getroffen voorziening op te heffen.
2.45
Een verslag van de door [R] gevoerde gesprekken met leden van de [familie K] van 24 juli 2020 vermeldt onder meer:
“Wij raden [D] en [E] aan zeker niet aan derden te verkopen (uit de markt komen geluiden dat [D] partijen aan het polsen is), wanneer je het je eigen zoon niet gunt, komt het met [C] en [A] nooit meer goed.
[R] concludeert in zijn verslag onder meer dat de familiaire en zakelijke verhoudingen in de familie [D] duurzaam zijn ontwricht en dat de relatie van [D] en [E] met de tak [G] ook bijzonder slecht is. [C] en [F] zijn volgens hem geschikt voor hun functie en de verwijten van [D] en [E] aan hun adres zijn niet zozeer op feiten, maar op emoties gestoeld. [D] , [E] en [B] vormen één blok en lijken tot geen enkele oplossing bereid waarbij niet [C] en [F] het bedrijf verlaten en [B] terugkeert; zij zijn bereid hiervoor het geluk van de familie en het voortbestaan van het familiebedrijf op te offeren, aldus [R] .
2.46
Bij e-mail van 24 juli 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder meer bericht:
“Graag vernemen mijn cliënten, via EBM Beheer rechtstreeks en enig aandeelhouder van Erfboom Beheer, binnen zeven dagen na heden hoe het bestuur van Erfboom Beheer de opzegging van de[certificaat- en aandeelhouders, OK]
overeenkomst beoordeelt en welke stappen het bestuur beoogt te nemen om de aanspraken van de cliënten van mr. Linssen te weerspreken en te bestrijden. Immers is niet goed voorstelbaar dat het bestuur van Erfboom Beheer zich er bij neerlegt dat de certificaten van aandelen moeten worden overgedragen aan de LLT/Driesboomtak, laat staan dat dit dient te geschieden tegen 60% van de waarde."
2.47
Op 31 juli 2020 heeft mr. Linssen aan mr. Van Dooren bevestigd dat de opzegging van de certificaat- en aandeelhoudersovereenkomst gebaseerd is op de artikelen 9.6 en 9.9, en is gedaan naar aanleiding van gedragingen van [D] die aan Erfboom moeten worden toegerekend. Bij e-mail van 17 augustus 2020 heeft mr. Van Dooren in reactie daarop mr. Linssen onder meer het volgende bericht:
“Dezerzijds is al een aantal keer gesteld dat de opzegging zoals vervat in de brief van 12 maart jl. naar de stellige overtuiging van cliënten is gedaan op onjuiste gronden. Immers, de opzegging is gegrond op beweerdelijke doch betwiste misdragingen van de heer [D] die dan schending zouden opleveren van art 4 van de VSO[vaststellingsovereenkomst, OK]
van 16 juli 2015, en die schending zou dan deus ex machina toegerekend kunnen/moeten worden aan Erfboom Beheer B.V. zodat Erfboom Beheer B.V. vervolgens als wanpresterende aandeelhouder kan worden geduid in de zin van de Certificaat- en Aandeelhoudersovereenkomst. Bij herhaling heb ik u gevraagd uit te leggen hoe die toerekening in juridische zin uitwerkt omdat de heer [D] ten aanzien van Erfboom Beheer B.V. geen enkele vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft of anderszins een orgaan is van deze vennootschap, terwijl hij in privé geen partij is bij de Certificaat-en Aandeelhoudersovereenkomst. Dat was dus de reden waarom ik zo nadrukkelijk heb gevraagd of in de opzegging werd volhard. Met uw brief van 31 juli is volkomen duidelijk dat dit zo is. (…)
Dat laat onverlet dat aan artt. 9.2 en 9.3 wel belang toekomt omdat, nu de gebezigde opzeggingsgronden (en in het verlengde daarvan de toerekeninggedachte) onjuist zijn, de opzegging daarmee niet van de baan is, maar dat daaraan de rechtsgevolgen
als beschreven in art. 9.2 en 9.3 zijn verbonden.
Gelet op het vorengaande heb ik namens aandeelhouder EBM Beheer N.V. bij het bestuur van Erfboom Beheer B.V. al navraag gedaan hoe zij een en ander beoordeelt. Op de vraag is nog niet inhoudelijk gereageerd. Niet is uit te sluiten dat het bestuur zal worden gevraagd het belang van de Opzeggende Aandeelhouder op te eisen.”
2.48
Bij e-mail van 18 augustus 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder meer geschreven:
“(…) Erfboom Beheer B.V. en haar aandeelhouder EBM Beheer N.V.[hebben, OK]
een direct vennootschappelijk belang (…) bij het door de directie van Erfboom Beheer B.V. in te nemen standpunt ten aanzien van de opzegging van de Certificaat- en Aandeelhoudersovereenkomst (CAO) zijdens Driesboom Beheer B.V., LLT B.V. en Lariks B.V. (hierna gezamenlijk te noemen: de [G] -tak). Immers is niet (goed) voorstelbaar dat de directie van Erfboom Beheer B.V. zich niet verzet tegen de aanspraken van de [G] -tak (…). Geen enkele weldenkende bestuurder zou zo'n aanspraak onbeantwoord en onweersproken laten. (…)
In de tweede plaats verzoek ik het bestuur van Erfboom Beheer B.V. namens enig aandeelhouder EBM Beheer N.V. op haar beurt de door de [G] -tak gehouden (certificaten van) aandelen in [P] en De Groene Boom Beheer B.V. op te eisen op grond van art. 9.3 van de CAO. Immers staat tussen partijen wel vast dát er is opgezegd. In dat geval is het uitgangspunt dat de opzeggende aandeelhouder dient aan te bieden. Alleen in het geval dat komt vast te staan dat de partij tegen wie is opgezegd heeft gewanpresteerd ligt dat anders. Nu daarvan in dit geval naar onze mening geen sprake is geldt de hoofdregel van art. 9.3 (…).”
2.49
[A] heeft met [C] gesproken over een verkoop van haar belang in de door STAK EBM Beheer uitgegeven certificaten aan [C] . [C] en [A] hebben op 24 augustus 2020 een intentieovereenkomst met betrekking tot die verkoop gesloten.
2.5
Op 1 september 2020 heeft [A] een verzoekschrift tot opheffing van het bewind van [D] en [E] over de door [C] , [A] en [B] gehouden certificaten van aandelen in EBM Beheer ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, onder verwijzing naar het eerder door [C] ingediende verzoekschrift met dezelfde strekking.
2.51
In september en oktober 2020 hebben (de advocaten van) [C] en [B] e-mails gewisseld met betrekking tot een koop/overname door [C] van de door [B] gehouden certificaten dan wel een koop/overname door [C] en [B] gezamenlijk van de door [A] gehouden certificaten van aandelen in EBM Beheer.
2.52
Bij e-mail aan mr. Huiskes van 25 september 2020 heeft mr. Johansen aan [C] verzocht om bepaalde informatie aan [B] te verstrekken ten behoeve van een waardering door Aeternus Corporate Finance van de (certificaten van) aandelen in EBM Beheer.
2.53
Bij e-mail van 5 oktober 2020 heeft mr. Van Dooren mr. Huiskes onder meer geschreven dat [D] en [E] een eigen waardering laten uitvoeren en dat hij het zo begrijpt dat de door waarderingsdeskundige Aeternus Corporate Finance gestelde vragen niet worden beantwoord als [D] en [E] (en [B] ) niet op voorhand verklaren dat zij de waardering niet door de markt mogen laten toetsen. Hij hoopt dat hij zich vergist en dat Erfboom ( [C] ) alsnog over gaat tot het verschaffen van de gevraagde informatie.
2.54
Bij e-mail van 8 oktober 2020 heeft mr. Huiskes aan mr. R. van Muijen, een kantoorgenoot van mr. Van Dooren, geschreven dat het benaderen van marktpartijen en het met hen delen van bedrijfsgevoelige informatie voor de ondernemingen van de [V] ernstige schade kan veroorzaken en dit daarom namens [I] verboden. De gevraagde informatie zal volgens hem niet eerder aan Aeternus Corporate Finance worden verstrekt dan nadat partijen een geheimhoudingsverklaring hebben getekend.
2.55
Driesboom, Lariks en LLT hebben aan Erfboom een arbitrale procedure in het vooruitzicht gesteld en zijn daarop vooruitlopend op 14 oktober 2020 een voorlopig getuigenverhoor procedure bij de rechtbank Oost-Brabant gestart. De inzet van de arbitrale procedure zal zijn – kort samengevat – dat Erfboom zal worden verplicht alle door haar gehouden certificaten van aandelen in [I] en alle door haar gehouden aandelen in Groene Boom aan te bieden tegen 60% van de waarde.
2.56
Bij e-mail van 16 oktober 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder meer geschreven dat hij per e-mail van mr. Linssen het eerder aangekondigde verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor heeft ontvangen en dat Erfboom de gerekwestreerde is. De e-mail vermeldt verder:
“Aangenomen mag worden dat het bestuur van Erfboom Beheer B.V. thans een eigen standpunt inneemt ter zake het aan haar adres gemaakte verwijt. Meer specifiek dient het bestuur van Erfboom Beheer een standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of zij jegens Driesboom Beheer B.V. toerekenbaar tekort geschoten is in haar jegens Driesboom Beheer B.V. c.s. uit hoofde van de tussen partijen bekende Certificaat- en Aandeelhoudersovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Die standpuntbepaling kan niet worden afgewacht tot na de uitkomst van het getuigenverhoor (…). Ook verzoekt EBM Beheer N.V. het bestuur van Erfboom Beheer B.V. op haar beurt aanspraak te maken op aanbieding en overdracht van de door Driesboom Beheer B.V. gehouden aandelen van certificaten in [J] B.V. en de aandelen in De Groene Boom Beheer B.V. Immers heeft Driesboom Beheer B.V. c.s. bij brief van 12 maart 2020 meerbedoelde Certificaat- en Aandeelhoudersovereenkomst jegens Erfboom Beheer B.V. opgezegd. Ingevolge art. 9.3 van de overeenkomst dient de opzeggende partij aan te bieden op een wijze als bepaald in art 9.7 van diezelfde overeenkomst. Ik verzoek u mij per omgaande te bevestigen dat deze aanspraak op heel korte termijn door het bestuur van Erfboom Beheer B.V. zal worden gemaakt. (…)
Mochten wij de gevraagde bevestigingen niet ontvangen voor woensdag 21 oktober a.s., of wordt daarop afwijzend gereageerd, dan zij reeds nu opgemerkt dat op korte termijn door de aandeelhouder op de voet van de artt. 19 en 25 van de statuten van Erfboom Beheer B.V. om een AVA zal worden verzocht. In die AVA zullen dan in ieder geval de hiervoor genoemde onderwerpen aan de orde komen/geagendeerd worden, maar, afhankelijk van de reactie op het voorgaande, denkelijk ook de positie van [C] als bestuurder.”
2.57
Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft mr. Huiskes [D] en [B] verzocht om meer informatie voor wat betreft a) hun stelling dat zij zich niet namens Erfboom schuldig hebben gemaakt aan wanprestatie tegenover Driesboom, Lariks en LLT en b) hun wens dat Erfboom aanspraak zou moeten maken op aanbieding en overdracht van de door hen gehouden (certificaten van) aandelen in [I] en De Groene Boom.
2.58
Bij e-mail van 21 oktober 2020 heeft mr. Van Dooren aan mr. Huiskes onder andere geschreven dat het verzoek van mr. Huiskes om nadere informatie een poging is om de zaak te vertragen en dat de reactie van Erfboom tot nu toe op de door EBM Beheer gestelde vragen neigt naar moedwillige obstructie. De e-mail vermeldt verder dat een aandeelhoudersvergadering zal worden belegd om het bestuur ter verantwoording te roepen.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Erfboom heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Erfboom en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft Erfboom – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht:
a) [D] en [B] , de bestuurders van EBM Beheer, enig aandeelhouder van Erfboom, benaderen derden met de bedoeling om de waarde van de onderneming te toetsen, voeren gesprekken met derden (in ieder geval met het Zweedse bedrijf Södra en met TABS Holland N.V.) over een verkoop van de certificaten/aandelen in EBM Beheer en/of de aandelen in Erfboom, zonder toestemming van de rechthebbenden tot de certificaten/aandelen en het bestuur van Erfboom. [D] en [B] wekken daarbij de indruk dat [I] “te koop staat” en willen bedrijfsgevoelige informatie delen met potentiële kopers die concurrenten van [I] zijn. [D] en [B] , bestuurders van EBM Beheer, handelen daarmee in strijd met het arbitraal oordeel van Prinsen van 8 oktober 2019 en in strijd met de transactiedocumentatie waarin de
governancevan het familiebedrijf is vastgelegd, waaraan Erfboom gebonden is. De gedragingen van [D] en [B] hebben ertoe geleid dat Driesboom, Lariks en LLT aan Erfboom een arbitraal geding in het vooruitzicht hebben gesteld en inmiddels, daarop vooruitlopend, een voorlopig getuigenverhoor zijn gestart. De inzet van deze procedure is dat Erfboom zal worden verplicht tot aanbieding en overdracht van alle door haar gehouden certificaten van aandelen in [I] en alle door haar gehouden aandelen in Groene Boom tegen 60% van de waarde, waardoor Erfboom enorme schade lijdt.
b) EBM Beheer heeft aangekondigd dat zij een aandeelhoudersvergadering van Erfboom bijeen zal roepen waarop de positie van [C] aan de orde wordt gesteld. [C] vreest dat hij op die aandeelhoudersvergadering zal worden geschorst of ontslagen en dat (het bestuur van) EBM Beheer zichzelf tot bestuurder van Erfboom zal benoemen. De bestuurders van EBM Beheer krijgen alsdan de beschikking over een bedrag van €2.700.000 aan liquide middelen dat zij mogelijk aan zichzelf zullen uitkeren. Ook verkrijgen zij daarmee als bestuurder naast Driesboom directe zeggenschap over De Groene Boom. Het conflict tussen het bestuur van EBM Beheer enerzijds en Driesboom, [G] en [F] anderzijds zal dan in alle hevigheid escaleren en zich ook op het niveau van Erfboom doen gelden, hetgeen niet in het belang van de vennootschap is.
c) De persoonlijke en zakelijke verhoudingen zijn binnen de [D] -tak ernstig verziekt, er is geen zicht op herstel van gezonde verhoudingen en de bestuurders van EBM Beheer ( [D] en [B] ) ondermijnen de positie en het beleid van [C] als bestuurder van Erfboom.
d) [B] heeft [C] (en [F] ) zwart gemaakt bij het personeel van de vestiging van [I] te Moerdijk en voor onrust bij het personeel gezorgd.
e) [D] en [B] treden in strijd met de transactiedocumentatie naar het personeel en naar derden op als feitelijk leidinggevers of (mede)beleidsbepalers binnen Erfboom.
3.2
[A] steunt het verzoek van Erfboom. Ter terechtzitting heeft mr. Van Nijnatten naar voren gebracht dat [A] er geen bezwaar tegen heeft als er bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding een medebestuurder binnen Erfboom wordt benoemd.
3.3
EBM Beheer en [B] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.5
Uit de gedingstukken en het ter terechtzitting verhandelde blijkt dat sprake is van een diepgeworteld familieconflict dat inmiddels in vergaande mate is gejuridiseerd en een negatieve uitwerking heeft op het beleid en de gang van zaken van Erfboom. Tussen partijen is niet in geschil dat al jaren een verstoorde verhouding bestaat tussen wat partijen aanduiden als de [D] -tak en de [G] -tak van de [familie K] . In 2015 hebben partijen geprobeerd met de transactiedocumentatie een oplossing voor dit geschil te vinden door de leiding over het familiebedrijf in handen te leggen van uitsluitend [C] en [F] , die daarbij enerzijds de belangen van [I] en De Groene Boom zouden dienen, maar anderzijds ook de belangen van de respectieve takken zouden vertegenwoordigden. Dit blijkt niet een gelukkige keuze te zijn geweest. Hoewel [C] en [F] als bestuurders van [I] en De Groene Boom onderling een goede werkrelatie hebben, worden zij bij de uitvoering van hun taken ook gehinderd door de druk die op hen wordt uitgeoefend om de belangen van beide familietakken te dienen.
3.6
Meest in het oog springend was daarbij de aanhoudende wens van [D] en [E] dat ook [B] bij het bestuur van [I] zou worden betrokken. Begin 2019 heeft dit ertoe geleid dat [C] gedreigd heeft zijn taken neer te leggen, waarna ook [F] aankondigde dan te zullen opstappen. De interventie van Prinsen heeft niet het gewenste effect gehad. Integendeel, [D] , [E] en [B] hebben zich tegen [C] gekeerd en verwijten hem dat hij de kant van de [G] -tak en [F] zou hebben gekozen. [D] , [E] en [B] hebben vervolgens de mogelijkheid van verkoop van het middels STAK EBM, EBM Beheer en Erfboom ten behoeve van uiteindelijk [C] , [A] en [B] gehouden belang in [I] en De Groene Boom willen onderzoeken. Zij zijn daarmee tegenover [C] en [A] komen te staan die dat belang voor de familie willen behouden. Tegelijkertijd heeft een wens het familiebelang te verkopen gevolgen voor de in 2015 in de transactiedocumentatie vastgelegde verhouding met de [G] -tak.
3.7
[D] heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de door STAK EBM uitgegeven certificaten en, al dan niet samen met [B] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van EBM Beheer gesprekken gevoerd met derden waarin [I] en de hiermee verbonden ondernemingen aan de orde zijn geweest. Uit de door [D] ter terechtzitting afgelegde verklaring komt naar voren dat [D] heeft gesproken met, onder meer, het Zweedse Södra ( [W] ), SMARTT Timber B.V. te Goes ( [X] ) en TABS Holland N.V. ( [Y] ). In ieder geval in het gesprek met SMARTT Timber B.V. heeft [D] volgens zijn verklaring laten weten dat indien er interesse is om [I] over te nemen men bij hem moet zijn om tot een koop te komen. Meer in het algemeen heeft EBM Beheer zich op het standpunt gesteld dat het peilen of er interesse in de markt is en wat de marktwaarde van de onderneming is, volstrekt legitiem is. Daarnaast heeft de advocaat van EBM Beheer het bestuur van Erfboom formeel verzocht mee te werken aan een ‘
waarde vaststellingstraject’ (zie 2.36) waarbij mogelijk bedrijfsgevoelige informatie gedeeld zal worden (zie 2.52). [D] en [B] zijn in dat kader echter niet bereid gebleken de voorgestelde een geheimhoudingsverklaring te tekenen.
3.8
Het door [D] , al dan niet samen met [B] , namens EBM Beheer eigenmachtig voeren van gesprekken met derden waarbij [D] zich heeft gepresenteerd als degene die het voor wat het familiebelang in [I] en De Groene Boom betreft voor het zeggen had, is in potentie strijdig met (de geest van) de in 2015 gemaakte afspraken, waarbij de leiding over het familiebedrijf nu juist uitdrukkelijk in handen werd gelegd van [C] en [F] . Vaststaat dat het handelen van [D] en [B] inmiddels heeft geleid tot een verzoek van Driesboom, LLT en Lariks tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (zie 2.55).
3.9
Verder is van belang dat door EBM Beheer van [C] als bestuurder van Erfboom wordt geëist dat hij verweer voert tegen dat verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en de door Driesboom, LLT en Lariks aangekondigde arbitrageprocedure en dat hij namens Erfboom een vordering instelt tot overdracht van de door LLT en Lariks gehouden (certificaten van) aandelen, jegens Driesboom, LLT en Lariks, waarmee het oude familieconflict dat in 2015 leek te zijn bezworen zich weer in volle omvang zal doen gelden. Op grond van de e-mail van 21 oktober 2020 (zie 2.57) en de uitleg die EBM Beheer daaraan in haar verweerschrift en ter zitting geeft – te weten: ingrijpen door de Ondernemingskamer is onnodig omdat de reguliere vennootschapsrechtelijke werking volstaat om de situatie recht te trekken – is het aannemelijk dat [C] op de te houden algemene vergadering van Erfboom niet alleen verantwoording zal dienen af te leggen over zijn handelen en nalaten, maar ligt het in de lijn der verwachting dat hij op die vergadering ook ontslagen zal worden, omdat hij niet aan voornoemde eisen van EBM Beheer heeft voldaan. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer leggen [D] en [B] op die manier hun wil op aan de anderen en geeft het bestuur van EBM Beheer zich hierbij onvoldoende rekenschap van de uiteenlopende belangen van haar achterliggende certificaathouders en het vennootschappelijke belang van Erfboom.
3.1
Het vennootschappelijk belang van Erfboom valt in de kern samen met het bestendig succes van de in [I] en De Groene Boom gedreven onderneming. Tegen die achtergrond wordt het belang van Erfboom mede gediend door een goede verstandhouding van [C] met [F] (en de relatie van Erfboom versus Driesboom, LLT, Lariks), met wie hij gelet op het familieconvenant het beleid binnen de familieondernemingen [I] en De Groene Boom en binnen [J] dient te bepalen. De verstandhouding met [F] (en Driesboom, LLT en Lariks) is niet gediend met het onmiddellijk voldoen aan de eisen van EBM Beheer en het als gevolg daarvan oplaaien van het oude familieconflict tussen de [D] -tak en de [G] -tak. Dat [C] als bestuurder van Erfboom (nog) geen eis heeft ingesteld tot overdracht van de door LLT en Lariks gehouden (certificaten van) aandelen en (nog) geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, maar de uitkomst daarvan afwacht alvorens zijn positie te bepalen, is mede gelet op het karakter van die laatste procedure, daarom niet verwonderlijk. In ieder geval valt niet goed in te zien hoe dat in strijd zou zijn met het vennootschappelijk belang van Erfboom. Dit kan niet gezegd worden van de aanhoudende druk die [D] en [B] als bestuurders van aandeelhouder EBM Beheer op [C] als bestuurder van Erfboom uitoefenen om mee te werken aan de voorbereiding van een eventuele verkoop van het familiebelang in [I] en De Groene Boom en om rechtsmaatregelen jegens de [G] -tak te treffen, nu daarmee telkens de voor een succesvolle bedrijfsvoering van [I] en De Groene Boom vereiste verstandhouding met [F] en LLT, Lariks en Driesboom op het spel wordt gezet.
3.11
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat gegronde redenen bestaan te twijfelen aan een juiste gang van zaken van Erfboom.
3.12
Voor wat betreft het verwijt dat [D] en [B] personeelsleden van de [P] beïnvloeden op een wijze waarop zij de verantwoordelijkheid en bestuursautonomie van [C] als bestuurder van Erfboom aantasten, geldt dat dit door Erfboom onvoldoende is toegelicht en geconcretiseerd.
3.13
De slotsom is dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juiste gang van zaken van Erfboom. De Ondernemingskamer zal een onderzoek gelasten naar die gang van zaken vanaf 1 januari 2019. De Ondernemingskamer zal de aanwijzing van een onderzoeker vooralsnog aanhouden opdat kan worden bezien of reeds door de hierna te vermelden te treffen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. Ieder van partijen of de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder en beheerder van aandelen kan op elk moment de Ondernemingskamer verzoeken de onderzoeker aan te wijzen. De vrees van EBM Beheer, uitgesproken ter zitting, dat [C] alleen zijn eigen belang nastreeft en de macht zal grijpen indien het verzoek van Erfboom zal worden toegewezen, is mede gelet op de aard van de te treffen onmiddellijke voorzieningen ongegrond.
3.14
Omdat het hier gaat om een diepgeworteld familieconflict, is Erfboom in de eerste plaats gebaat bij stabiliteit in de algemene vergadering van aandeelhouders en in het bestuur. De Ondernemingskamer acht het daarom noodzakelijk om bij wijze van onmiddellijke voorziening naast [C] een bestuurder bij Erfboom te benoemen en de aandelen van EBM Beheer in Erfboom, minus één aandeel, ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder over te dragen, vooralsnog voor de duur van het geding. De te benoemen tijdelijk bestuurder komt een doorslaggevende stem toe in het bestuur van Erfboom en deze bestuurder mag het tevens tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven en een bijdrage te leveren aan het bepalen van de proceshouding in de door LLT, Lariks en Driesboom aanhangig gemaakte en/of aangekondigde procedures tegen Erfboom.
3.15
De te benoemen tijdelijk bestuurder is zelfstandig bevoegd Erfboom te vertegenwoordigen en zonder deze bestuurder kan Erfboom niet vertegenwoordigd worden.
3.16
Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.17
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder ten laste brengen van Erfboom. De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten niet aanstonds vaststellen. Indien het komt tot aanwijzing van een onderzoeker, zal de Ondernemingskamer de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het bedrag vaststellen dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.
3.18
De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar de gang van zaken van Erfboom Beheer B.V. over de periode vanaf 1 januari 2019;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in rechtsoverweging 3.17 de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten aan;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Erfboom Beheer B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. M.M.M. Tillema tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Erfboom Beheer B.V. met doorslaggevende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Erfboom Beheer B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Erfboom Beheer B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding dat alle door EBM Beheer N.V. gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van Erfboom Beheer B.V., minus één aandeel, met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en de beheerder ten laste komen van Erfboom Beheer B.V. en bepaalt dat Erfboom Beheer B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder respectievelijk de beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van hun werkzaamheden;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.M. Tillema, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en drs. V.G. Moolenaar, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.