ECLI:NL:GHAMS:2021:3657

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
23-000411-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met valse sleutels en overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was aangeklaagd voor diefstal met valse sleutels en het rijden zonder rijbewijs. De tenlastelegging omvatte onder andere een woninginbraak op 6 augustus 2019, waarbij de verdachte goederen heeft weggenomen uit de woning van de aangeefster, [slachtoffer]. De verdachte ontkende de diefstal te hebben gepleegd, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en aangetroffen goederen bij de verdachte, voldoende bewijs boden voor zijn schuld. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de strafmaat. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginsluiping, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid bij de aangeefster. Het hof achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000411-21
datum uitspraak: 24 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-191060-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres 1],

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2021.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland tussen 00.00 uur en 07.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, (te weten aan de [adres 2]) alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, onder andere: een tas met inhoud en/of autosleutels en/of Brits paspoort en/of een Iphone 6, en/of een of meerdere sieraden in elk geval enig goed en/of een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de (gevonden) (huis)sleutel(s) te gebruiken bij het betreden van de woning;
2. primair
hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland een personenauto (te weten Volkswagen Golf [kenteken]), in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de gevonden en/of weggenomen (auto)sleutel te gebruiken bij het openen van de personenauto;
2. subsidiair
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland een of meer goederen, te weten onder andere sleutels en/of een personenauto en/of meerdere sieraden en/of een tas met inhoud heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 6 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Vrolikstraat en/of de Wibautstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De tenlastelegging maakt geen vermelding van een feit 3. Voor zover daarnaast in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het aan hem onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd, dat de verdachte ontkent in de woning te zijn geweest en daaruit spullen te hebben weggenomen, dat de camerabeelden, waarop te zien is dat iemand de woning binnengaat, dermate onduidelijk zijn dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die daarop te zien is en dat aangeefster haar huissleutels twee dagen voor de insluiping is verloren, zodat ook een ander dan de verdachte de huissleutels gevonden kan hebben en de diefstal kan hebben gepleegd. Concluderend kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het de verdachte is geweest die de diefstal in de woning heeft gepleegd.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 6 augustus 2019 heeft een insluiping plaatsgevonden in de woning van de aangeefster
[slachtoffer], gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam. De aangeefster was twee dagen daarvoor, op 4 augustus 2019, haar huissleutels verloren. Bij de insluiping in de woning zijn onder andere een schoudertas, een bruin horloge van Michael Kors, een Mastercard op naam van [slachtoffer], gouden oorbellen met diamantjes en een autosleutel van de Volkswagen Polo [kenteken] van de aangeefster weggenomen.
Op camerabeelden is te zien dat een man met een bruine huidskleur, een petje en een zwarte rugtas de woning aan de [adres 2] rond half zes in de ochtend binnen gaat. Ruim vijf minuten later komt de man de woning uit met een voorwerp in zijn handen, gelijkend op een tas. Even later stapt de man in de Volkswagen Polo van aangeefster.
De verdachte wordt diezelfde dag omstreeks half acht ‘s avonds in deze Volkswagen Polo staande gehouden op de Eerste Oosterparkstraat te Amsterdam en wordt vervolgens aangehouden. De verdachte beschikt op dat moment over de sleutel van de auto. Na zijn insluiting bevinden zich in de fouillering van de verdachte onder andere een petje en een zwart gekleurde rugtas. Deze rugtas komt overeen met de rugtas die de insluiper draagt op de camerabeelden. In de portemonnee van de verdachte wordt een Mastercard op naam van [slachtoffer] aangetroffen. In de rugtas van de verdachte worden een bruin horloge van het merk Michael Kors en een gouden oorbel met diamantjes aangetroffen, herkend door aangeefster. Tot slot zijn bij de verdachte sleutels aangetroffen en inbeslaggenomen. Ook die herkent aangeefster, het zijn de huissleutels van haar woning aan de [adres 2] te Amsterdam.
De hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht het hof in hoge mate redengevend voor het bewijs dat de verdachte de insluiping heeft gepleegd. Nu de verdachte geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft afgelegd, kan het ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen als na te melden. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 augustus 2019 te Amsterdam, in een woning aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas en een autosleutel en een Brits paspoort en een iPhone 6 en sieraden en een geldbedrag van 200 euro, die toebehoorden aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, door (een) (gevonden) (huis)sleutel(s) te gebruiken bij het betreden van de woning.
2.
primair
hij op 6 augustus 2019 te Amsterdam, een personenauto (Volkswagen [kenteken]), die toebehoorde aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de weggenomen autosleutel te gebruiken bij het openen van de personenauto.
4.
hij op 6 augustus 2019 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Vrolikstraat en de Wibautstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 primair en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en feit 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest en bepaalt dat aan de verdachte ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd voor feit 1 en feit 2 primair en dat eveneens aan de verdachte ter zake van feit 4 geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit om aan de verdachte een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginsluiping, waarbij hij diverse goederen heeft buitgemaakt. Daarbij heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde bewoonster en haar privacy aangetast De verdachte zal haar rompslomp, maar vooral ook gevoelens van angst en onbehagen hebben bezorgd, nu een voor haar wildvreemde man met kwade bedoelingen ’s nachts in haar woning is geweest. Een woning is immers bij uitstek de plek waar iemand zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het handelen van de verdachte draagt voorts bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zijn ogen voor dit alles kennelijk gesloten en zich slechts laten leiden door zijn zucht naar ‘snel geld’. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een autodiefstal. Ook dit is een zeer ergerlijk feit, waarmee schade en overlast is veroorzaakt, en waarmee de verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto zonder dat hij over het daarvoor vereiste rijbewijs beschikte en dus er nog geen blijk van had gegeven over de benodigde kennis en rijvaardigheid te beschikken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
De verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 oktober 2021 diverse keren onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt. De ernst van de onder feit 1 en feit 2 (primair) bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof in hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep in het kader van de strafmaat naar voren heeft gebracht, geen aanleiding ziet een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Mede op grond van een rapport van Reclassering Nederland van 18 juni 2020 is het hof er niet van overtuigd dat de verdachte voldoende gemotiveerd is mee te werken aan het reclasseringstoezicht. Het hof schat daardoor de kans op onttrekking aan de te stellen bijzondere voorwaarden in als hoog. Het hof wil de reclassering niet belasten met een persoon die niet gemotiveerd is aan het toezicht mee te werken.
De verdachte zal voor het onder feit 1 en feit 2 primair bewezenverklaarde worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke, maandenlange gevangenisstraf. In die omstandigheid ziet het hof aanleiding om ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zodat de verdachte ter zake van dat feit schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 november 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.