ECLI:NL:GHAMS:2021:3655

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
23-000003-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake drugshandel met cocaïne

Op 24 november 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2020. De zaak betreft een verdachte die op 12 september 2020 in Amsterdam met een Audi A6 reed, samen met een medeverdachte. Tijdens een politiecontrole negeerde de verdachte een stopteken en vluchtte hij met de auto. Na een achtervolging stapten de verdachte en de medeverdachte uit de auto en renden weg, waarbij de medeverdachte een rugtas met cocaïne probeerde te verstoppen. De rugtas werd later door de politie aangetroffen en bevatte drie blokken cocaïne met een totaalgewicht van ruim 3 kg. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn vlucht en de cocaïne, maar het hof concludeert dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten dat zij de drugs vervoerden. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met enkele correcties in de bewijsvoering, en oordeelt dat de verdachte geen overtuigende alternatieve verklaringen heeft gegeven die de vastgestelde feiten kunnen weerleggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000003-21
datum uitspraak: 24 november 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-231075-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkende dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof
  • de ‘ongeveer 3,190 gram’ in de tenlastelegging – met de advocaat-generaal en de raadsman – beschouwt als een kennelijke schrijffout zodat het hof dit verbeterd leest als ‘ongeveer 3.190 gram’;
  • de navolgende bewijsoverweging in de plaats stelt van de bewijsoverweging van de rechtbank zoals opgenomen in het vonnis van 24 december 2020, onder paragraaf 3.3.2;
  • de gebezigde bewijsmiddelen integraal vervangt door de bewijsmiddelen die – in de door de wet voorgeschreven gevallen – worden neergelegd in een aanvulling op het verkort arrest als bedoeld in artikel 365a Sv;
  • anders dan de rechtbank, in hoger beroep geen beslissing met betrekking tot het beslag neemt omdat het beslag in de onderhavige zaak al is afgedaan onder de medeverdachte
[medeverdachte] (parketnummer 13-231073-20).

Bewijsoverweging

Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 september 2020 rijdt de verdachte in Amsterdam in een Audi A6, met naast zich zijn landgenoot [medeverdachte]. Verbalisanten gaan vóór de Audi rijden en geven met het daarvoor bestemde transparant het teken ‘Politie Volgen’. Als de politieauto vervolgens afslaat, volgt de verdachte deze niet, maar blijft hij rechtdoor rijden. Als de politie vervolgens de Audi weer inhaalt en weer het transparant gebruikt, brengt de verdachte de Audi wel tot stilstand. Het gedrag van [medeverdachte] wordt vervolgens door de verbalisanten omschreven als zenuwachtig; hij kijkt schichtig om zich heen. Ook nemen de verbalisanten waar dat [medeverdachte] een rugtas tussen zijn benen houdt, die hij uit het zicht lijkt te houden. In de middenconsole voorin de Audi wordt door de verbalisanten hennep waargenomen, waarop [medeverdachte] wordt gevorderd uit te stappen. [medeverdachte] doet dat niet maar zegt iets tegen de verdachte, in een voor de verbalisanten onbekende taal. De verdachte verklaart later dat [medeverdachte] toen tegen hem zei dat de politie de auto ging doorzoeken.
Hierop start de verdachte de auto en gaat hij, nog steeds met [medeverdachte] naast zich, met grote snelheid er vandoor. Uit getuigenverklaringen blijkt dat verderop de Audi tot stilstand wordt gebracht en de verdachten uitstappen en wegrennen, waarbij [medeverdachte] de rugtas meeneemt. Deze probeert de rugtas te verstoppen bij een aantal fietsen en in een fietsmand, wat niet lukt. De rugtas wordt later op aangeven van een getuige door verbalisanten aangetroffen op 15 meter van de verlaten Audi, en herkend als de rugtas die de verbalisanten juist daarvoor in de Audi hadden gezien. In de rugtas, waarop op verschillende plekken DNA-sporen van [medeverdachte] zitten, bevinden zich drie blokken met een totaalgewicht van ruim 3 kg cocaïne.
Getuigen wijzen de politie er ook op dat beide verdachten in een portiek zijn gerend van een pand waar later op de 3de verdieping een telefoon van de verdachte wordt aangetroffen.
De verdachte heeft over zijn vlucht voor de politie verschillende verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij voor de politie vluchtte omdat hij voorafgaand aan het rijden marihuana had gerookt en bang was zijn rijbewijs te verliezen. Later heeft hij verklaard dat hij vluchtte omdat in de auto een wikkel cocaïne lag, welke cocaïne hij met marihuana wilde oproken “om van zijn cannabis-verslaving af te komen”. Over hoe hij aan de wikkel was gekomen, heeft de verdachte eerst verklaard dat hij deze ergens op een muurtje had gevonden, en later dat hij deze had gekocht.
De verlaten Audi wordt doorzocht en daarin wordt geen rugtas meer aangetroffen, noch enige wikkel met cocaïne. Als de verdachte wordt geconfronteerd met dat laatste feit, verklaart hij niet te weten of hij de wikkel (op de vlucht) heeft verloren of dat hij deze heeft weggegooid.
Over de Audi verklaart de verdachte dat hij de auto sinds 3 of 4 dagen in zijn bezit had en de enige was met de sleutels ervan. Uit de politiesystemen komt naar voren dat de verdachte ongeveer 4 maanden eerder als bestuurder van dezelfde Audi was gecontroleerd, met twee andere landgenoten in de auto, onder wie [medeverdachte], gezeten op de passagiersstoel.
De vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm in hoge mate redengevend voor het bewijs dat de verdachte en zijn metgezel wisten dat zij de ruim 3 kg harddrugs vervoerden. Bij deze stand van zaken, het eerst negeren van een stopteken en er later met de auto vandoor gaan na door de medeverdachte er op te zijn gewezen dat de politie de auto wil doorzoeken, het vervolgens samen uit de auto vluchten waarbij de medeverdachte de rugtas meeneemt en dan samen een portiek inrennen, waarbij het DNA van zijn metgezel wordt aangetroffen op
de onderweg achtergelaten rugtas, terwijl deze niet claimt dat de drugs (uitsluitend) van hem waren, is het meest voor de hand liggende scenario dat de verdachte de vlucht met de auto en later te voet, met dezelfde bestemming als zijn metgezel en onder medeneming van de contrabande, heeft ondernomen in een poging om de cocaïne veilig te stellen en daarmee aan de politie te ontkomen.
Met zijn verklaringen bij de politie, de rechtbank en het hof, die wisselend van aard zijn en naar eigen zeggen ook deels gelogen zijn, heeft de verdachte geen aanknopingspunten aangereikt die een andere interpretatie van de vastgestelde feiten kunnen rechtvaardigen. Daarvoor zijn ook overigens geen solide aanknopingspunten in het dossier te vinden. Daarom komt het hof tot de slotsom dat het scenario, dat al voor de hand lag, juist is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 november 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.