ECLI:NL:GHAMS:2021:3611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-002682-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag aangetroffen op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van ongeveer EUR 16.575,00 en GBP 100,00, dat op 16 oktober 2018 op Schiphol werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De verdachte had geen overtuigende verklaring voor de herkomst van het geld en haar verklaringen waren inconsistent. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Het hof overwoog dat het witwassen van geld de integriteit van het financieel verkeer aantast en dat de verdachte, als first offender, een passende straf verdiende. Het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002682-20
datum uitspraak: 12 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2020
in de strafzaak onder parketnummer 15-206365-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 29 juli 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 16 oktober 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (contant(e)) geldbedrag(en) van (ongeveer) EUR 16.575,00 en/of GBP 100,00, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, en/of van een of meer voorwerp(en), te weten genoemd(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie dit/deze voorwerp(en)geldbedrag(en) voorhanden had, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde witwassen. Volgens de raadsman rechtvaardigen de omstandigheden niet het vermoeden dat het bij de verdachte aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is en heeft de verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld die niet volstrekt onaannemelijk is.
Beoordeling door het hof
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het aangetroffen geld afkomstig is van een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen de volgende feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien een vermoeden van witwassen jegens de verdachte. Op 16 oktober 2018 is de verdachte aangehouden op Schiphol. Zij had op dat moment (onder meer) € 16.500,00 bij zich, bestaande uit 81 biljetten van € 200,00 en zes biljetten van € 50,00. Van dit geldbedrag heeft de verdachte niet op eigen initiatief aangifte gedaan bij de douane.
Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten door privépersonen brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich en is hoogst ongebruikelijk. Schiphol wordt daarbij niet zelden gebruikt voor de in-, uit- of doorvoer van grote contante geldbedragen die onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit misdrijf, waarbij het veelal gaat om coupures die een hoge waarde vertegenwoordigen.
De verdachte heeft - naar de kern samengevat - verklaard dat het geld dat zij bij zich had, deels haar spaargeld is (€ 8.000,00 a € 9.000,00) en deels geld dat zij had gekregen voor de verjaardagen van haar kinderen. Over het spaargeld verklaart de verdachte dat zij ongeveer acht à negen maanden erover heeft gedaan het geld bij elkaar te sparen, terwijl zij eveneens verklaart een maandelijks inkomen van ongeveer € 700,00 te hebben uit schoonmaakwerkzaamheden. Desgevraagd naar het geld dat zou zijn gekregen voor de verjaardagen van haar kinderen verklaart zij dat de kinderen rondgaan met een mand en dat zij niet precies weet welk bedrag door wie daarin wordt gestopt. Daarnaast zou zij € 1.000,00 van haar ouders en € 1.500,00 van haar schoonouders hebben gekregen.
Op de vraag hoe zij aan de € 200,00 biljetten komt, verklaart de verdachte dat zij geen bankrekening heeft en geen geld heeft omgewisseld bij een bank. Vanuit haar werk als schoonmaakster ontvangt zij soms in één keer € 200,00 euro. Soms wisselt zij geld op plekken waar mensen wedden op wedstrijden.
In een later namens de verdachte overgelegde brief van [naam] staat dat zij € 18.400,00 van hem heeft gekregen. De verdachte heeft overigens geen stukken overgelegd ter onderbouwing van haar verklaring over de herkomst van het geld.
Naar het oordeel van het hof voldoet de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld niet aan de hiervoor aangegeven criteria, reeds omdat de verklaring innerlijk tegenstrijdig is, voor welke inconsistenties wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is weergegeven
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 16 oktober 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, EUR 16.500,00 voorhanden heeft gehad en van genoemd geldbedrag de werkelijke aard en herkomst heeft verhuld, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft in verband met de ouderdom van de zaak verzocht bij strafoplegging te volstaan met een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, zonder dat die illegale herkomst daarvan zichtbaar wordt, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen het plegen van delicten doordat de besteding van geld, afkomstig van misdrijf, gemakkelijker wordt gemaakt. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 juli 2021 is zij in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, zodat het hof haar als
first offenderzal aanmerken.
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel de door de politierechter opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van vier weken waarvan twee weken voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft gelet op het feit dat de verdachte
first offenderis en mede gelet op de ouderdom van de zaak een taakstraf
van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken gevorderd. Het hof acht dit een passende straf. In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding te volstaan met een taakstraf. Het hof acht daarbij van belang dat met de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt beoogd te voorkomen dat de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Het hof acht een taakstraf van 50 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
In beslag genomen goederen
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat er bij het opsporingsonderzoek goederen in beslag zijn genomen onder de verdachte, te weten:
1. 16.500,00 EURO;
2. een telefoon merk Samsung (goednummer PL2700-18-089421-3);
3. een simkaart (goednummer PL2700-18-089421-4).
De politierechter heeft ten aanzien van het in beslag genomen geld besloten dat het wordt verbeurd verklaard en heeft ten aanzien van de onder 2 en 3 genoemde goederen geen beslissing genomen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen geld verbeurd wordt verklaard.
De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak ten aanzien van het inbeslaggenomen geld verzocht het beslag op te heffen.
Het hof overweegt als volgt.
De rechter is op grond van artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, verplicht een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering inbeslaggenomen voorwerpen, welke nog niet zijn teruggegeven. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat bovengenoemde onder 1 tot en met 3 in beslag genomen goederen mogelijk niet aan de verdachte zijn teruggegeven, zodat het hof daarover een beslissing zal nemen.
Het hof acht aannemelijk dat met betrekking tot het onder 1 genoemde geldbedrag het bewezenverklaarde feit is begaan. De verdachte heeft zich immers ten aanzien van dat geld schuldig gemaakt aan witwassen. Voorts kan niet worden vastgesteld aan wie dit geld toebehoorde. Het hof zal dit geldbedrag daarom verbeurd verklaren.
Het hof acht aannemelijk dat de onder 2 en 3 genoemde goederen de verdachte toebehoren. Het hof kan op basis van het dossier niet vaststellen dat sprake is van een verband met het bewezenverklaarde feit of een soortgelijk feit. Het hof zal daarom gelasten dat de onder 2 genoemde telefoon en de onder 3 genoemde simkaart aan de verdachte worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 16.500,00 EURO.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen,
te weten:
- een telefoon merk Samsung (goednummer PL2700-18-089421-3);
- een simkaart (goednummer PL2700-18-089421-4).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 augustus 2021.
mr. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]