ECLI:NL:GHAMS:2021:359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
23-001820-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake taxivervoer zonder vergunning

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van het aanbieden van taxivervoer zonder de vereiste vergunning op 26 april 2018 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Tijdens de zitting op 14 januari 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdachte stelde dat hij via zijn werkgever was besteld door klanten, maar het hof achtte dit niet aannemelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum taxivervoer heeft aangeboden zonder een geldige vergunning, zoals vereist door artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000.

De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van € 180,00, maar de advocaat-generaal vorderde een hogere boete van € 900,00, waarvan € 600,00 voorwaardelijk. Het hof heeft de boete verhoogd, rekening houdend met de ernst van de overtreding en de impact op de regulering van taxivervoer. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 900,00 en 18 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van de boete. De uitspraak is gedaan door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters aanwezig waren op de openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001820-20
datum uitspraak: 28 januari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-092194-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 26 april 2018 omstreeks 23.45 uur in de gemeente Amsterdam, als vervoerder, in elk geval als bestuurder, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Oudezijds Achterburgwal, zijnde een weg of gedeelte daarvan zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000, taxivervoer heeft aangeboden of verricht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Het hof verwerpt het verweer van de verdachte dat hij - via zijn werkgever - telefonisch zou zijn besteld door de klanten waarmee hij is aangetroffen, nu dit in het geheel niet aannemelijk is geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2018 omstreeks 23.45 uur in de gemeente Amsterdam als vervoerder op de Oudezijds Achterburgwal, zonder geldige door het college afgegeven vergunning als bedoeld in artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000, taxivervoer heeft aangeboden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 180,00, subsidiair drie dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 900,00, waarvan € 600,00 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Het hof heeft gelet op de persoon van de verdachte en zijn draagkracht. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft taxivervoer aangeboden zonder een daartoe strekkende vergunning. Hij heeft hiermee het overheidsbeleid ten aanzien van de regulering van taxivervoer gefrustreerd. Bovendien heeft hij hiermee mogelijk andere taxichauffeurs, die zich wel aan het geldende beleid hebben gehouden, benadeeld. Eén en ander rechtvaardigt naar het oordeel van het hof oplegging van een hogere geldboete dan in eerste aanleg is opgelegd. Het hof zal wel bepalen dat een aanzienlijk deel van de geldboete voorwaardelijk wordt opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Ook wordt rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 82b van de Wet Personenvervoer 2000, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.3 lid 1 van de Taxiverordening Amsterdam 2012.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 17 mei 2018 onder CJIB nummer [nummer].
Ten aanzien van het bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 600,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M. Jurgens en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2021.
Mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest te ondertekenen.